G.A. van Oorschots liefde voor Pierre Kemp

Een vrouw hangt waschgoed aan de lijn,
zij heft haar armen in gebed naar boven;
hoe zou die vrouw ook niet intens geloven
en niet voluit gelukkig zijn
nu ’t voorjaar komt? De ruime wind
speelt dartel in de hemden en de broeken
en vrijt luidruchtig met een wapprend lint.
O welk geluk nooit ver te zoeken
wijl men ’t reeds aan een waschlijn vindt.

 

Een gedicht van Pierre Kemp?

Ik kwam het, zonder titel, tegen in Geert van Oorschot, uitgever, de onlangs verschenen biografie van G.A. van Oorschot, geschreven door Arjen Fortuin. Van Oorschot, die dichterlijke aspiraties had, publiceerde zijn voorjaarsgedicht in april 1946 in het tijdschrift De Baanbreker. Uit zijn versje blijkt hoeveel hij destijds al hield van het werk van de Maastrichtse dichter, van wie hij in 1949 met Forensen voor Cythère en andere gedichten de uitgever werd. Van Oorschot zou in totaal zes titels van Kemp uitgeven (waaronder de dubbele bundel De incomplete luisteraar. De sieraden, 1961). In 1976 verscheen bij Van Oorschot Pierre Kemps Verzameld werk in drie delen.
Helaas is tegenwoordig van Pierre Kemp bij zijn uitgever niets meer leverbaar.

Het gedicht dat Geert van Oorschot in 1946 in De Baanbreker publiceerde had op enkele kleinigheden na inderdaad net zo goed van Pierre Kemp kunnen zijn. (Maar de lyrische uitroep ‘O welk geluk…’ had deze zeker vermeden.) Dat zit hem niet alleen in het beeld van een vrouw die de was uithangt, dat gezien lijkt vanuit de trein – men komt zulke beelden ook bij de ‘treindichter’ Kemp tegen –, maar ook in toon en ritme. En in de wijsheid van het kleine geluk.

boeken

Dikwijls is er in verhalen over Geert van Oorschot als uitgever sprake van zijn liefde voor de Vlaamse dichters Jan van Nijlen en Richard Minne. Minder vaak leest men over zijn grote genegenheid voor het werk van de Limburger Pierre Kemp. Jammer. Die drie zijn onmiskenbaar familie van elkaar.

Facebooktwitterredditpinterestlinkedinmailby feather