Pierre Kemp en de muziek

In ‘Muzikale vooruitzichten’, een prozastuk dat hij in 1945 schreef, herinnerde Pierre Kemp (1886-1967) zich dat hij als kind met een schaar op de ijzeren handvatten van een stel ouderwetse strijkijzers timmerde en dat de op die manier voortgebrachte klanken hem kinderlijk deden peinzen. Het waren nog onbegrepen suggesties betreffende een soort van muziek die hij pas veel later zou horen, als ‘een openbaring achter de nevelen’.

Hij schreef dat in een tijd van (wederop)bouw, overal,‘vooral het leggen van nieuwe bruggen’. En enigszins snobistisch voegde hij daaraan toe: ‘Wie denkt hier niet aan Dnieprostroï van Julius Meytuss’?

Het is niet waarschijnlijk dat de lezers van het Advertentieblad voor Limburg, waarin de dichter deze uitspraak deed, bekend zijn geweest met het genoemde, sociaal-realistische werk van de Russische componist Julius Meytuss, geschreven voor percussie-instrumenten. Een muzikale evocatie van de in 1932 voltooide bouw van een stuwdam in de rivier de Dnjepr. Kemp bezat hiervan een opname, Dnieprostoi: 4e Partie de la Suite descriptive nr. 2, aangeschaft op 28 juli 1934.

Luister hier:

Tijdens zijn verblijf in Amsterdam als leerling-journalist bij het dagblad De Tijd, in 1915, had Pierre Kemp vriendschap gesloten met de componist en muziekcriticus Matthijs Vermeulen, met wie hij geregeld het Concertgebouw bezocht. Vermeulen leidde hem in in met name de moderne Franse muziek.

Behalve van Debussy en Ravel heeft Pierre Kemp in Amsterdam werk kunnen horen van César Franck (Symfonie in d, 1888), van Saint-Saëns (Symfonie nr. 3 in c, de zogenaamde Orgelsymfonie) en van Berlioz (Grande Messe des Morts, 1837).

Van al de hier genoemde componisten heeft hij in latere jaren, toen hij in de Turennestraat in Maastricht begon met het aanleggen van een discotheek, grammofoonplaten aangeschaft.

Van Debussy in 1932, als een van zijn eerste aankopen, Prélude à l’Après-midi d’un faune en Nocturnes, en in 1934 fragmenten uit Pelléas et Mélisande. Ibéria had Kemp sinds 1938 onder oorbereik.

Ravel kwam in 1932 binnen met Pavane pour une Infante défunte, Ma Mère L’Oye, Boléro en een jaar later met het concert voor piano en orkest. Ravels Rhapsodie Espagnole kocht Kemp in 1934.

César Franck was in 1932 in de Turennestraat vertegenwoordigd met Trois pièces pour grand orgue en Chorale nr. 1 in E. Zijn symfonie volgde vier jaar later.

Van Saint-Saëns schafte Kemp in 1932 Le Carnaval des animaux aan en in 1935 het symfonisch gedicht Danse macabre. Zijn eerste verworvenheid, in 1932, uit het op plaat uitgebrachte werk van Berlioz lijken te zijn geweest drie dansen uit La Damnation de Faust. Daarna volgden onder andere de ouvertures Béatrice et Bénédict en Benvenuto Cellini, en ‘La reine Mab’ uit Roméo et Juliette.

Deze gegevens waren te gedetailleerd om ze op te nemen in mijn in 2010 verschenen biografie van Pierre Kemp. Maar het leek me aardig ze hier eens te memoreren.

In 2016 is de Pierre Kemp Stichting erin geslaagd Kemps grammofoonplatenverzameling veilig te stellen en als studieobject onder te brengen in de Universiteitsbibliotheek van Universiteit Maastricht, waar deze dikwijls zeldzame en kwetsbare platen (van bakeliet met een coating van schellak) in het depot worden bewaard.

Het is in een bijzondere verzameling, aangezien Kemp er in de loop der jaren steeds meer toe overging opnames te kopen – zij moesten meestal voor hem worden besteld – van composities die zelden op de radio te beluisteren waren. Kemps discotheek was allerminst een doorsneeverzameling.

Luister HIER naar het L1-radioprogramma Ik hoor in rood Ravel van Tom Doesborg en Wiel Kusters: bijna twee keer een uur muziek uit de collectie van Pierre Kemp, gelardeerd met verhalen en anekdotes over de dichter en zijn muzikale voorkeuren.

PK3

PK1

PK2

Facebooktwitterredditpinterestlinkedinmailby feather