’t Is gek, ik heb mijn hele leven nauwelijks om Pierre Kemp gegeven maar nu ik oud ben en der dagen zat vind ik die Kemp ineens heel wat.
T. van Deel
In 2018 verscheen in Terhorst (Zuid-Limburg) in een oplage van veertig exemplaren, met de hand gezet door Ser J.L.Prop en gedrukt op diens vermaarde private press een bundeling van dertien kleine gedichten van T. van Deel (1945-2019) onder de titel Kortom. Het werd diens laatste bij leven verschenen bundeltje.
Tot de gedichten die Ser Prop in 2018 van Tom van Deel ontving en waaruit Kortom werd samengesteld, behoorde ook het titelloze epigram over de met het klimmen der jaren toenemende waardering voor de dichter Pierre Kemp. Het werd niet in Kortom opgenomen, naar ik aanneem omdat het qua toon en intentie minder goed aansloot bij de andere gedichten.
Hoe dit zij, het is voor iedere Kempliefhebber aardig te kunnen lezen hoe de fijnzinnige dichter (en criticus) T. van Deel zich tot de Maastrichtse winnaar van de P.C. Hooftprijs (1958) was gaan verhouden.
Met Van Deels melancholische reflectie is natuurlijk niet gezegd, dat Pierre Kemp bij uitstek een dichter voor oude mensen is. We weten uit door Kemp gevoerde correspondentie, dat hij in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw behalve door oudere fijnproevers ook zeer gewaardeerd werd door jonge lezers, van wie hij geregeld fanmail ontving. En de liefhebber van Kemps poëzie die bekend is met het verschijnsel van de puer senex weet dat het ‘grijze kind’ door geen andere Nederlandse dichter zo aanstekelijk gerepresenteerd wordt als door Pierre Kemp, de ‘Man in het zwart, heer van het groen’, zoals Paul Rodenko hem noemde.
Hij mailde mij met een bericht en een vraag. Op Marktplaats had hij een schilderijtje van Pierre Kemp gevonden, Onze Lieve Vrouw van het Koren, aangeboden door iemand uit Dordrecht. Als verzamelaar van Limburgse kunst uit het interbellum, met werken van Bellefroid, Jonas, Kromjong en Schoonbrood in zijn collectie, had hij onmiddellijk toegehapt, en nu was hij dus de gelukkige eigenaar. Kon ik hem iets vertellen over dit merkwaardige werkje?
Zelf had W. al uitgevonden dat Onze Lieve Vrouw van het Koren in 1928 in Maastricht geëxposeerd moet zijn geweest. Hij sloot een foto bij van de lijst van tentoongestelde werken, waarop het figureert als nummer 75.
1928 moet zijn: 1929.
Maar die expositielijst is verkeerd gedateerd: de tentoonstelling vond plaats eind 1929, zoals geboekstaafd in mijn biografie van de dichter-schilder (Pierre Kemp. Een leven, 318). Het schilderijtje in kwestie dateert van maart 1929.
In het tijdschrift De Nedermaas verscheen in juni 1930 een kleine afbeelding van het werk als illustratie bij een artikel over Pierre Kemp in de reeks ‘Limburgsche portretten’.
In mijn Kempdocumentatie vind ik als aanvullend gegeven dat Onze Lieve Vrouw van het Koren in september 1930 door de maker voor f 25,50 verkocht werd aan zekere Frans Jongen. (Zie Kemps productiestaatje over 1929, gereproduceerd op bladzijde 332 van Pierre Kemp. Een leven, waar men de naam van de koper door Kemp genoteerd vindt.) Mogelijk was deze Frans Jongen familie van H.L. Jongen, een van Kemps collega’s op het loonbureau van de steenkolenmijn Laura & Vereeniging in Eygelshoven.
Wat de voorstelling van het onlangs op Marktplaats opgedoken schilderijtje Onze Lieve Vrouw van het Koren betreft, verduidelijkt de titel al het een en ander. In een korenveld, weergegeven in wilde verfstreken – waarvan de suggestie uitgaat dat de maaiers al aan het werk zijn geweest, maar de oogst nog op het veld ligt – en onder een blauw-groene sterrenhemel verschijnt in een mandorla de Maagd Maria met haar goddelijk Kind.
Met betrekking tot de ‘driehoekige’ gestalte van de in een mantel gehulde Mariaverschijning, hier en op enkele andere werken van Kemp, die hieronder nog ter sprake komen, mogen we er wel van uitgaan dat die herleid kan worden tot het beroemde genadebeeld van Onze Lieve Vrouw ‘Sterre der Zee’ in de basiliek van Onze Lieve Vrouw Tenhemelopneming in Maastricht.
Het hoogfeest van Maria Tenhemelopneming, het belangrijkste Mariafeest van de Katholieke Kerk valt op 15 augustus, midden in de oogstmaand. Zo bezien opent Kemps schilderij een perspectief op verheffing van het leven na de dood (met de gemaaide aren als een klassiek symbool voor de dood – die in de katholieke opvatting leven baart, in dit geval door het brood, ook het eucharistische). Hoezeer Pierre Kemp in zulk een beeldencomplex kon denken, blijkt onder andere uit dit eerdere stukje op deze site: ‘De Heer van het Meel’.
Interessant is de samenhang die men kan zien tussen ‘Onze Lieve Vrouw van het Koren’ en enkele andere schilderijen van de dichter.
Om te beginnen is daar, uit de augustusmaand 1929, Notre Dame de la Cosmogonie, ook wel aangeduid als: Onze Lieve Vrouw met planeten.
Een kosmogonie is een verklarend model, mythisch of wetenschappelijk, voor het ontstaan en de vorming van het universum. Hoe Kemps schilderij aan zo’n (religieuze) verklaring te koppelen valt, is nog niet zo gemakkelijk vast te stellen. Misschien is er ook een verband mogelijk met de Maria van de Apocalyps in een soort omgekeerde kosmogonie, tegelijk de schepping van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Hoe het zij, het veldgewas (koren?) waarin Maria met haar Kind verschijnt (ook hier rechtsboven in het vlak), heeft de mariakleur, zeg ook maar de hemelse kleur, blauw aangenomen, die sterk contrasteert met het aardse rood, de kleur van het bloed.
En dan is daar het wonderlijke Folklore, eveneens ontstaan in augustus 1929 en van 23 november tot en met 8 december van dat jaar geëxposeerd in het Stedelijk Museum Maastricht, naast Onze Lieve Vrouw van het Koren. Op dit schilderij zien we een warme aardse Madonna met Kind, met alleen nog in haar aureool, in de puntjes van haar uit een soort stengels opgebouwde kroon, een weinig zeer ijl blauw. Het gezicht is niet of nauwelijks uitgewerkt. Op dit schilderij herinnert de bijna driehoekige vorm van de heilige Vrouw de kijker die ik ben heel even aan een korenmijt.
Het folkloristisch uitgedoste mannetje rechts, met disproportionele hoofd en hoed-met-bloem is van een heel andere orde dan de Madonna met Kind. Als ik het goed zie, wordt de ondanks alle veraardsing toch nog religieuze connotatie van het ‘vegetale’ linkergedeelte van het werk hier nog verder gereduceerd tot ‘folklore’, met behoud weliswaar van mariablauw en op het blauwe vaandel een embleem dat de Mariaverschijning representeert.
Tot slot, en inderdaad als een soort symbolische slotsom van de hiervoor besproken werken uit 1929, kunnen we kijken naar Dividend van vier jaar later, een Kemptafereel dat van 19 november tot en met 4 december 1933, samen met drie ander werken van de dichter-schilder getoond werd op een tentoonstelling van de Limburgsche Kunstkring in het al enkele keren genoemde Stedelijk Museum Maastricht (in het zogenoemde Generaalshuis aan het Vrijthof).
Op dit onheilspellende werk, waarvan de titel Dividend op wrange wijze toegepast lijkt op de fabrieksrook en -smook waarin wij allen delen, en die bijna alle vitale kleurrijkheid aan de wereld onttrekt, zien we een madonna-achtig ‘driehoekig’ figuurtje met opnieuw een gepunte kroon in een soort blauwgrijze mandorla, die zich net zo goed laat begrijpen als een vorm van bescherming tegen rook en koude gloed. De wereld, natuur en bovennatuur, lijken voorgoed onttoverd door de industrie.
De werken Onze Lieve Vrouw van de Cosmogonie, Folklore en Dividend maken deel uit van de collectie van het Bonnefantenmuseum, Maastricht.