Tag archieven: Maastricht

Telmanie

Pierre Kemp, de kleurrijke dichter, was niet alleen een man van gedichten en schilderijen, maar had ook een zwak voor cijfers en getallen. Zonder dat laatste was het misschien ook niet goed denkbaar geweest dat hij achtentwintig jaar lang (van 1 december 1916 tot 1 januari 1945) voor zich en zijn gezin de kost verdiende als administrateur bij de steenkolenmijn Laura in Eygelshoven, waar hij van kantoorbediende opklom tot chef van het loonbureau.

Het is een op het eerste gezicht nogal paradoxale combinatie: poëzie en rekenkunde, maar in de persoon van Pierre Kemp gingen die twee culturen goed samen. Misschien wordt dat wel op zijn allermooist zichtbaar in de cahiers waarin hij zijn voltooide gedichten overschreef: dikwijls waren dat rekenschriftjes.

Gedicht 'Najaarsstemming' van Pierre Kemp. Handschrift op ruitjespapier. Het op 17 augustus 1940 definitief geworden gedicht vertrok op 22 september daaropvolgend naar het tijdschrift De Gemeenschap, waar het in december 1940 werd gepubliceerd.
Gedicht ‘Najaarsstemming’ van Pierre Kemp. Handschrift op ruitjespapier. Het op 17 augustus 1940 definitief geworden gedicht vertrok op 22 september daaropvolgend naar het tijdschrift De Gemeenschap, waar het in december 1940 werd gepubliceerd. (Collectie Wiel Kusters.)

Pierre Kemp was een nauwgezet beheerder van zijn gedichten.

Vanaf het begin van de jaren vijftig kreeg elk voltooid gedicht in zijn administratie een nummer, samengesteld uit de twee laatste cijfers van het jaar waarin het gedicht gereedgekomen was en een volgnummer. Zo stond bijvoorbeeld 57.377 voor het 377ste gedicht uit 1957. (Het cijfer is niet door mij verzonnen; 1957 was in Kemps productie een topjaar.)

In de jaren dat hij schilderde (dat wil zeggen: in zijn tweede schilderperiode, die in 1929 begon en in 1934 eindigde) hield hij zijn productie zeer gedetailleerd bij in productiestaten. Hij telde dat het een lust was. Daardoor weten we dat hij in het eerstgenoemde jaar in 75 dagen 33 schilderijen produceerde. Dat kwam neer, zo berekende hij, op 0,44 schilderij per dag. Het totale aantal beschilderde vierkante centimers bedroeg 56.335, dat wil zeggen 751 per productiedag.

We mogen gerust zeggen dat Pierre Kemp leed aan een telmanie.

Het gedicht ‘Avondronde over de twee bruggen’, opgenomen in de bundel Maastricht en ik (1956), maakt die manie in zijn ondertitel expliciet: ‘Tel-manie’ staat daar.

‘Avondronde…’ gaat over zijn in de jaren vijftig tot gewoonte geworden avondwandeling van de Turennestraat over de ‘Nieuwe Brug’ (de Wilhelminabrug) naar de westelijke Maasoever en vandaar over de Oude Brug (de Sint-Servaasbrug) terug naar huis.

Avondronde over de twee bruggen
Tel-manie

Ik telde de mensen op de Nieuwe Brug,
de vrouwen per borst, de mannen per rug
en glimlachte om een meerderheid,
waarop ik niet was voorbereid.

De verbeelding blijft niet zo virtuoos,
als in jeugdroes van vuurpijl en roos.
Opeens werd in mij mijn tred versneld
om ’t geruis in mijn schedeldoos.
Op de Oude Brug heb ik niet meer geteld.
Te veel zag ik er mannenmoede ogen
en voelde mij tot niets meer aangezogen.
Blijve Maastricht als stad
één Grote Liefde, ík heb mijn tijd gehad!

 

De vrouwen die de dichter tegenkwam, zo grapt hij verholen, waren dankzij hun borsten op de Wilhelminabrug in de meerderheid. Het deed hem genoegen. Maar duizeligheid of plots opgekomen hoofdpijn (’t geruis in mijn schedeldoos’) maakte dat hij vlugger naar huis wilde. Op de Sint-Servaasbrug bracht hij het tellen niet meer op. Maar dat was ook een gevolg van het feit dat de meeste vrouwen die hij er zag maar weinig geïnteresseerd leken in mannen: ze hadden ‘mannenmoede ogen’. Maar het is duidelijk dat de homo eroticus hier zijn eigen ouderdom onder ogen ziet. Het ligt niet zozeer aan de vrouwen, dat hij zich onopgemerkt weet: hij heeft zijn tijd gehad.

Kakatoe. Geïllustreerd Nederlandsch Maandschrift. 1e jaargang no. 2. Sept.-Oct. 1924. Uitgave S.L. van Looy, Amsterdam
Kakatoe. Geïllustreerd Nederlandsch Maandschrift. 1e jaargang no. 2. Sept.-Oct. 1924.
Uitgave S.L. van Looy, Amsterdam. (Collectie Wiel Kusters.)
De eerste pagina van Kemps verhaal '499.999 1/2' in: Kakatoe 1 (1924) 2 2 (sept.-oct.), 83-90. De tekening is, evenals de omslagtekening, van de hand van Albert Hahn jr.
De eerste pagina van Kemps verhaal ‘499.999 1/2’ in: Kakatoe 1 (1924) 2 2 (sept.-oct.), 83-90.
De tekening is, evenals de omslagtekening, van de hand van Albert Hahn jr. (Collectie Wiel Kusters.)

Het verhaal met de vreemde titel ‘499.999 ½’, waarvan ik hier onlangs heb gemeld dat ik het teruggevonden heb in een niet eerder opgedoken aflevering van het tijdschrift Kakatoe uit 1924, gaat ook over tellen. Hoofdpersoon in dit verhaal is de koning van het rijk Cacomania, met de hoofdstad Haldobizi. Deze koning heeft tot zijn grote ergernis in een tijdschrift (De Koning der Geïllustreerde Magazijnen[1]) moeten lezen dat de drukste plaatsen ter wereld Londen, Berlijn, Wenen, Petrograd en Parijs heten en niet Haldobizi. Met behulp van een aantal trucs zet de koning van Cacomania nu alles op alles om zíjn hoofdstad het vermaledijde Londen, waar volgens tellingen van het tijdschrift dagelijks 500.000 personen een bepaald punt passeren, naar de kroon te steken. Met veel moeite líjkt dit ten slotte te lukken. Maar dan volgt de ontgoocheling. Een medewerker van De Koning der Geïllustreerde Magazijnen heeft stiekem meegeteld en kwam op een totaal van 499.999 ½ passanten: ‘[…] die halve was er een met twee houten beenen; wij kunnen hem onmogelijk voor één heelen rekenen.’

 

[1] Toespeling op De Prins der Geïllustreerde Bladen, tijdschrift dat sinds 1901 verscheen bij Uitgeverij N.J. Boon te Amsterdam. De redactie van Kakatoe. Geïllustreerd Nederlandsch Tijdschrift, waarin Kemps verhaal verscheen, noteerde in een ironisch postscriptum: ‘Wij verwachten, binnenkort te kunnen mededeelen, dat onze 500.001ste abonnée zich heeft opgegeven.

Facebooktwitterredditpinterestlinkedinmailby feather

Hoe Remco Campert Pierre Kemps verjaardag vierde (1961)

campert

Op vrijdagavond 1 december 1961 werd in Maastricht met de opening van de tentoonstelling Nieuws van de Zwarte Man in Kunstzaal Dejong-Bergers aan de Grote Staat Pierre Kemps vijfenzeventigste verjaardag gevierd. (Pierre Kemp. Een leven, p. 616 e.v.) Na de opening was er een ontvangst op het stadhuis, waar de burgemeester een feestrede hield. De feesteling, wars van gezelschappen en geplaagd door lichamelijke kwalen, was bij dit alles niet aanwezig.

Tot degenen die zich die 1e december naar Maastricht hadden begeven behoorde ook Remco Campert. Het valt na te lezen in aflevering van zijn rubriek ‘Uit een schrijversleven’ in het decembernummer van het tijdschrift Podium (16e jrg. nr. 3). Ik haal zijn notities hier onder het stof vandaan.

 1 dec. Met Ha[n] Lam[mers] naar Maastricht om de 75ste verjaardag van Pierre Kemp luister bij te zetten. Voelde dit niet te kunnen laten, aangezien ook aanwezig bij begrafenis Nescio, waar van Oor[schot] onlangs in Tirade nog zo gevoelig over heeft geschreven. Een zondvloed van regen, een uur in de Maastunnel vastgezeten, pas om 21 uur in Maastricht. Veel verwachtend van zuidelijke gulheid naar stadhuis, waar in ijskoude hal geluisterd naar onduidelijke toespraken van mij onbekende heren, die plaatselijke grappen maakten en elkaar geschenken aanboden. Pierre Kemp zelf reeds te bed. Ook van Oor. niet aanwezig, maar die zal dan wel op de begrafenis zijn. Staande geluisterd, terwijl kou door de benen optrok en zich in de buik nestelde. Veertig man aanwezig en vier vrouw. Tenslotte applaus en toespraken over. Nu begint het eten en drinken in verwarmde dikbetapijte zalen. Welnee. Wel werd ons namens de burgemeester een glas van de smerigste witte wijn, die ik in jaren dronk, aangeboden. Dit alles nog steeds staande in slechtverlichte hal. In de verte staat Ger[rit] Borg[ers] in functie[1] te praten met plaatselijke grootheden. Boos jassen aan en weer weg. Maar bij de deuropening staande gehouden door plaatselijke kunstenaar. ‘We zien elkaar zo weinig, jullie uit het N. en wij uit het Z., laten we nog even gezellig samenzitten. Goed, goed. Ha. Lam.: ‘We wilden naar de Vogelstruus.’ (Een café dat hij kende.) Pl.k. (corrigerend): ‘Vogelstruis.’ Goed, hoe dan ook. Pl.k.: ‘Liever eerst naar het Haantje.’ Wij (beleefd): ‘Goed.’ Pl.k. (zich bedenkend): ‘Als het tenminste open is. Even kijken.’ Loopt hal uit, komt teleurgesteld weer binnen: ‘Het is dicht.’ Dus toch maar naar de Vogelstruis, café geheel gevuld met pl.k.’s, veel pijpen en baarden, leeftijd van middelbaar tot hoogbejaard, zelfs de enkele jongeren. Ook aanwezig, wonderlijk, Sim[on] Carm[iggelt] en zijn vrouw, in gezelschap van Ber[tus] Aaf[jes] en M. van der Pluh [Plas]. Aan eenvoudighouten tafel gaan zitten bij Ger. Bor. en tal van pl.k.’s. Een Els gedronken, plaatselijke drank, wee en onsmakelijk, helaas. Bier beter. Lucia Bokma, goed Fries. Het lijkt wel Reynders hier, maar dan plaatselijker. Weg, weg. Op zoek naar locale Lucky Star[2] en gevonden. Ongeveer leeg, maar muziek goed. Ogen dicht, net A’dam. Weg, weg. Om één uur sluit alles, dus  nog snel naar ander café. Druk. Aan lange tafels zitten de pl.k.’s, plus Ger. Bor., Sim. Carm., enz. Ha. Lam. mengt zich tussen de menigte. Wij aan de bar, whisky, lekker. Éen uur en nog lang niet aangeschoten. Wat te doen? Met een paar pl.k.’s (die opsommen wie ze allemaal kennen in Amsterdam en uitleggen waarom ze er nooit zouden willen wonen) in auto’s de grens over. Grensbomen open na twaalven. Grote, moderne café’s, neon, jukeboxes, bowling enz. Niet veel klanten en allemaal mannen. Woordenwisseling met pl.k. over verschillen tussen Noord en Zuid. Pl.k.: ‘Toen jullie nog in dierenhuiden liepen, droegen wij alle nette kostuums.’ Verontwaardigd en geheel gekleed aan de bar gaan zitten. Zuchten. Geeuwen. Drinken. Roken. Om vijf uur ’s ochtends terug naar hotel in M. […] Volgende ochtend […] bier gedronken om het lichaam te herstellen. Naar tentoonstelling Pierre Kemp. Lieve schilderijen, lieve gedichten, lieve krabbels, lieve foto’s, lieve man. Wij enige bezoekers, lieve bezoekers. Nu eenmaal toch in culturele bui, dus Ha. Lam. op orgel gespeeld in kerk. Daarna terug naar A’dam, maar auto wil niet starten en alle garages zijn dicht. Aangeduws met behulp van o.a. pl.k., die zich voorstelde op valreep: ‘F.V., portrettist.’ Maastricht uitgereden, alsof God ons op de hielen zat.

[1] Borgers was conservator van het Letterkundig Museum in Den Haag.

[2] dancing / jazzdiscotheek aan de Korte Leidsedwarsstraat in Amsterdam.

Facebooktwitterredditpinterestlinkedinmailby feather