Misschien wel Pierre Kemps mooiste en vindingrijkste gedichtenbundel is Engelse verfdoos, die in 1956 ter gelegenheid van zijn zeventigste verjaardag het licht zag bij Bert Bakker / Daamen n.v. in Den Haag.
Voor de inhoud en de opbouw van zijn bundel baseerde Kemp zich op de kleuren van de waterverfdoos van Engels fabricaat die als artikel 111 werd aangeboden in Vroom & Dreesmanns De schatkamer van Sint Nicolaas. Geïnspireerd door al die kleuren en hun dikwijls schitterende namen schreef hij tussen medio november en einde december 1955 zestig gedichten, van ‘Cerise’ tot ‘Rose madder’.
Kemp kwam als gevolg van diverse kwalen nog maar zelden buiten de deur en vrijwel nooit meer in het centrum van Maastricht. Zijn huisgenoten hield hij het liefst op enige afstand van zijn werk. Zijn dichterschap was hun vreemd. Bovendien hadden zijn drie zonen overdag hun eigen bezigheden. Hoe kwam hij aan een exemplaar van die Engelse verfdoos?
Ondanks zijn op het eerste gezicht misschien wat mensenschuwe gedrag onderhield Pierre Kemp goede tot vriendschappelijke relaties met enkele straatgenoten. Onder hen de familie Paulissen, Turennestraat 5. De heer Paulissen werkte als expeditiechef bij Vroom en Dreesmann en was graag bereid de dichter een exemplaar van de begeerde verfdoos thuis te bezorgen.
In een volgend bericht meer over Kemps contacten met vader én zoon Paulissen. En met andere buurtbewoners.
Hier nu eerst een gedicht uit Engelse verfdoos, nummer XVII:
Indian Yellow
De kleine tovenaar Penseel
drinkt aan het napje Indisch Geel
en tript naar het groen gekarteld buiten
om duo’s met de wind te fluiten.
Ik vraag mij af, waarheen hij wil
en of dit is zijn nieuwste gril,
maar laat hem gaan.
Hij blijft bij de boterbloemen staan,
niet merkend, hoe ik hem bespied
en luister naar zijn fluitelied,
tot hij zegt tegen die bloemen: ‘Kijk!
Wij zijn nu even geel en even rijk!’
by