MAANDAG 28 AUGUSTUS 2023 VALT IN HEERLEN, TIJDENS HET FESTIVAL CULTURA NOVA, DE PREMIÈRE TE BELEVEN VAN:
Ik ben twee ogen; een avondstuk over Pierre Kemp voor drie stemmen en klein orkest
Scenariste Ine Sijben schreef op verzoek van de Pierre Kemp Stichting de onderstaande bijdrage over voorgeschiedenis en totstandkoming van deze bijzondere literair-muzikale productie.
‘Een trein vertrekt. Een gewone alledaagse trein vertrekt uit het station van Maastricht. Een hele ambtelijke carrière lang is een man uit Maastricht met zo’n doordeweekse trein op en neer gereisd naar Eygelshoven, waar hij werkte op de loonadministratie van de mijn Laura.’
Met deze woorden begint de korte film over Pierre Kemp, Spelen in het donker uit 1967, het jaar van Kemps dood. De commentaarteksten waren geschreven door Fred van Leeuwen, radiomaker en directeur van de Regionale Omroep Zuid, de voorloper van L1 radio & tv. Zo’n dertig jaar later trof kunstredacteur Hans Op de Coul de tekst aan in het archief van de omroep en gebruikte hem voor het hoofdstuk ‘Pierre Kemp’ in het boek Maar er is meer… Poëzie van Limburg in de twintigste eeuw uit 1999, auteurs Hans Op de Coul, Ben van Melick en Ine Sijben.
Het was mei van dit jaar dat Ben van Melick me vroeg of ik niet ‘iets kon verzinnen’ voor de themadag over Kemp tijdens het internationale cultuurfestival Cultura Nova, dat jaarlijks in augustus in Heerlen en omgeving plaatsvindt. De tijd drong, ik ben geen Kempkenner en Hans Op de Coul is door zijn handicap niet meer in staat tot iets dergelijks, dus pakte ik zijn hoofdstuk erbij. Ik las de slotwoorden van Van Leeuwens tekst, een hommage van Kemp aan zijn grootste inspiratiebron, de zon: …‘zonder wie wij niets zijn, want mijn dichtwerk is niets anders dan haar werk. Even oud en even jong.’ ‘Wie is deze dichter?’, vraagt Van Leeuwen zich af. Kemp: ‘Ik ben twee ogen’.
Hans had een origineel hoofdstuk geschreven, met fragmenten van Kemps – soms buitengewoon – lange gedichten, die een stuk onbekender zijn dan zijn kleengedichtjes. Hij citeert uit het apocalyptische en messiaanse ‘Oorlogspraeludium’ uit 1914 (Kemp achtte zich in die tijd een Dante of Petrarca), en uit ‘Pacific 1946’ waarin de kleine Pierre zich verliest in zijn alter ego, de machinist van de beroemde stoomlocomotief Pacific 2-3-1 en ondanks zijn imponerende jongetjesgedrag zijn eerste liefdeskater oploopt bij een vriendinnetje dat niet langer mee wil spelen. Ook in het hoofdstuk het gedicht ‘De Namiddag van een stille katholiek’, een barok, broeierig en zeer weinig katholiek epos waarin Kemp zichzelf de hoofdrol had toebedeeld van voyeuristisch zwart saterbeest. Ik las het ijzingwekkende prozagedicht ‘Als bloemen’ waarin twee tot elkaar veroordeelde echtelieden ‘als bloemen, die elkanders adem niet kunnen verdragen zich zo nijgen, dat de ene de andere de zon doet missen’.
Ik nam de Kempbiografie van Wiel Kusters door, verzamelde citaten en confisceerde het motto ervan: ‘Ik wil naar Al dat Andere, dat wat niemand hier ziet’, om dat als opmaat te gebruiken voor de finale van de voorstelling, als Kemp ‘door de rose glazen van mijn bril’ afscheid neemt van ‘heel het mensenspel’ met het gedicht Rose Madder. (Dat dit gedicht ook het laatste bleek te zijn van de film’ Spelen in het donker’, daar kwam ik pas later achter. Soms blijken keuzes wel erg voor de hand te liggen…)
En zo ontstond het verhaal van de Zwarte Man in de trein, die in gesprek raakt met een reisgenoot. Een onzichtbare vrouwenstem levert al declamerend en zingend vanuit haar hoekje in de coupé – vermoedelijk ergens op een hoedenplank – gevraagd en ongevraagd commentaar. Ik hoefde weinig te doen om Kemps aandeel in de conversatie te bedenken: hij spreekt in citaten van zichzelf. Hij pocht over zijn dichterschap, staart uit het treinraam en droomt van koempels, vogels en vooral van vrouwen, het vrouwendom dat hem fascineert én tergt (‘vals, tot diep in de hals’), hij provoceert, zondigt tegen elke vorm van logica en toont alle begrip voor degenen die hem totaal onberekenbaar zullen vinden. De verblufte reisgenoot en de vrouwelijke medepassagier op de hoedenplank kunnen weinig meer doen dan pogen deze begenadigde dwaas te begrijpen, om zich uiteindelijk mee te laten slepen in de uitbundige gekte van een tomeloze levensaanbidder.
Marc Huynen, trompettist en altijd in voor een experiment, vanaf het begin betrokken bij het project, gaat de concrete muziek leveren bij de klanken die ik hoor in mijn hoofd, en dat zijn er heel wat. Van oorlogszuchtige ketelmuziek tot teer gitaargefluister, van lome sensuele swing tot het geluid van de Maasoever op een zomerse namiddag (hoe doe je dat?), van onheilspellend gebrom en kattengemiauw tot flarden fanfaremuziek in de verte, van funk waarop je wil dansen tot schaamteloos meeslepend gezang.
Op het moment dat ik dit schrijf, een week voor de voorstelling, moeten de muzikanten nog ingevlogen worden. Ik ben benieuwd, wens ons veel succes.
Ine Sijben
‘Ik ben twee ogen’, maandag 28 augustus 21.00 uur. Bij goed weer op het grasveldje kruising Honigmannstraat / Promenade in Heerlen, anders in het leegstaande winkelpand op dezelfde hoogte.
Pierre Kemp: Arno Deckers
Reisgenoot: Ben van Melick
Voordracht en zang: Yvonne Simons
Muziek: Marc Huynen trompet; Csaba Sekely gitaar; Werner Lauscher contrabas; Steffen Thormaelen percussie
Meer informatie betreffende de hommage aan Pierre Kemp, die verder onder meer bestaat uit voordrachten van de dichters Frans Budé en Merlijn Huntjens vindt u HIER.
by