Bladerend in de zojuist verschenen biografie van de dichter en criticus Jan Greshoff, daarbij geleid door het personenregister, kwam ik al gauw deze innemende alinea op het spoor:
‘Zijn zestigste verjaardag […] acht hij [Greshoff] bij voorbaat al bedorven, omdat hij enkele dagen ervoor in Criterium leest dat zijn leeftijdgenoot Pierre Kemp zijn zestigste verjaardag in stilte voorbij laat gaan zónder huldigingscomité, lof van jonge schrijvers en andere huldeblijken. Greshoff, voor wie wel van alles op touw is gezet […] vindt het onwaardig dat hij dit niet een halt heeft toegeroepen.’
Greshoff noteerde dit op 17 december 1948 in zijn dagboek. (Kemps zestigste verjaardag was toen overigens als twee jaar achter de rug…)
Toch sympathiek van Gres. En Kemp heeft zijn eerbetuigingen overigens toch wel gekregen. In 1954 deelde hij met Gerrit Achterberg de Poëzieprijs van de Gemeente Amsterdam, en in 1956, op zijn zeventigste werd hij vereerd met de Constantijn Huygensprijs. In 1958 volgde als ultieme bekroning de P.C. Hooftprijs.
by