Pierre Kemp, die kleurrijke dichter, die liefst in het zwart gekleed ging, werkte van 1916 tot 1945 als loonadministrateur op de steenkolenmijn Laura in Eygelshoven, dicht bij de Duitse grens, ongeveer dertig kilometer van zijn woonplaats Maastricht.
Kemp heeft wel eens gezegd, dat niet alleen Petrarca zijn Laura had. Maar van zijn bezigheden op het kantoor van de mijn Laura, of van het mijnbedrijf als zodanig, is vrijwel niets terechtgekomen in zijn literaire werk. Op een enkel, nooit gebundeld verhaal in een tijdschrift na, en met als enige andere uitzondering het gedicht ‘Aan directeur Edixhoven’.
Kemp schreef dit gedicht in 1956, zo’n twaalf jaar na zijn pensionering, voor het bedrijfsblad van de mijn, waarvan de redactie hem om een bijdrage had gevraagd. In ‘Aan directeur Edixhoven’ plaatste hij zijn dichterschap en zijn kleurenliefde – Kemp is gedurende twee perioden in zijn leven ook actief geweest als kunstschilder – op geestige wijze terug in de tijd.
Aan directeur Edixhoven
Een kolenmijn is dat geen tekening
in zwart conté?
Wie nu als dichter tevens onderging
de doop der kleuren, zit daarmee.
Hij hoort zich zuchten ergens onder
zijn vorsende ogen:
‘het gaat boven mijn dichterlijk vermogen
al dat zwart! Gebeurde er toch een wonder
en werd de mijn er een van kleuren klaar!’
Hij voelt zich weer in hoger sferen gaan,
tot een collega stoot de dromer aan:
‘Hoor je ’t, de directeur vraagt naar
de kostprijs van de regenbogen?’
Stel het je voor: kleurrijke regenbogen als stutten voor het ondergrondse ‘dak’. Natuurlijk licht en natuurlijke kleur contra het duister in de pijlers. Regenbogen contra de zware druk van de aarde op het kwetsbare leven van de ondergrondse arbeiders.
Toen ik jaren geleden werkte aan de documentatie voor mijn biografie van Pierre Kemp, kwam ik tussen zijn nagelaten papieren een piepklein ongedateerd gedichtje tegen, dat hij nooit in een bundel had opgenomen:
De arbeid
Over de groote
mijn loopt een
klein kind,
misschien boven
het hoofd van
zijn vader.
Dit te lezen frappeerde mij destijds enorm. Want zoveel jaren eerder had ik zelf het volgende kleine gedicht geschreven, dat meteen ook de titel zou leveren voor mijn debuutbundel Een oor aan de grond uit 1978.
Op straat legde ik vaak
een oor aan de grond
bewoog daar beneden
een vader of een zoon?
Ter gelegenheid van Kemps vijftigste sterfdag in 2017 heb ik samen met Ingrid van Wijk een bloemlezing samengesteld uit zijn poëzie: Het regent in de trompetten. De mooiste gedichten van Pierre Kemp. ‘Aan directeur Edixhoven’ staat daar ook in – in de afdeling die is gewijd aan thema’s als licht en kleur. In een andere afdeling, opgebouwd rond het thema natuur, namen we het gedicht ‘Eieren’ op.
Eieren
Ik eet geen eieren zonder zon,
eieren van de lopende band.
Ik eet ze alleen als de kip ze kon
leggen op het open land.
Dan eet ik meteen het rode licht
gefronst in lel en kam
en blijft het ei dat klein gedicht
van een kip en met of zonder ham.
Een pleidooi – uit 1932! – voor biologische pluimveehouderij. Maar misschien is er met dit kleine gedicht ook nog iets meer aan de hand. Het lijkt mij niet uitgesloten dat Kemp in ‘Eieren’ een (niet geëxpliciteerde) associatie heeft verwerkt met ‘eierkolen’, steenkoolbriketten in de vorm van een zwart ei. Als deze interpretatie geldig is, wordt de benauwenis van de ‘onnatuurlijke’ mijn, die ‘zwarte eieren’ produceert, hier dan opgeroepen in enkele tegenbeelden uit de natuur: ‘zon’ en ‘open land’, en alles behalve een ‘lopende band’.
by