Alle berichten van Wiel Kusters

Jeroen Bosch komt wel eens voorbij

Het hoeft niet te verbazen dat de homo eroticus Pierre Kemp gefascineerd was door Jeroen Bosch’ grote werk De Tuin der Lusten. Toen hij  in 1959 nadacht over een geschikte titel voor zijn nieuwe gedichtenbundel, die uiteindelijk Garden 36, 26, 36 inches zou gaan heten, gooide ‘Tuin der Lusten’ alvast hoge ogen. Wel dacht hij erover om daaraan toe te voegen: ‘(zonder zijpanelen)’, waarmee hij vooral wilde aangeven dat hij helse onaangenaamheden, volgend op de als zonde gebrandmerkte lustbeleving, zoals zichtbaar op het rechterzijpaneel, in zíjn Tuin achterwege wilde laten. ‘Ik kan de arme mensjes met hun genetische drang zo moeilijk aan het kruis slaan, ook al is dit kruis een harp,’ schreef hij aan Harry Prick.[1]

De man in de harp (tweede van links).
De man in de harp (tweede van links).

In 1954 bezocht een van zijn Muzen, de ‘Vrouw in het Groen’ die voorkomt in De namiddag van een stille katholiek, het Museo del Prado in Madrid. Kemp had haar destijds naar eigen zeggen de groeten laten doen aan Bosch’ schilderij. Vier jaar later schreef hij aan Adriaan de Roover, die op het punt stond een reis naar Spanje te maken:

Mocht U daar ook komen en U wilt dit eveneens voor mij doen, vooral aan die man, die op het rechterpaneel (zijvleugel) in die harp hangt, dan zal ik U bijzonder dankbaar zijn. Het is een collega van mij, die op mijn manier ook in mijn harp hang.[2]

Na zijn terugkeer uit Spanje rapporteerde De Roover:

Ik heb de groeten van Kemp overgemaakt aan de man in de harp. Hij scheen er zich weinig van aan te trekken, want hij toonde mij zijn bloot achterste. Ik deed ook de groeten aan de naakte Maya. Die liet heel wat andere dingen zien.[3]

Waarop Pierre Kemp repliceerde:

Ik heb dit op een grote reproductie nog eens geïnspecteerd en zag nu dat de man door de snaren in twee helften wordt verdeeld en dat een snaar daarbij zijn genitaliën passeert. Die Jeroen Bosch dacht toch aan alles. Toch heb ik een groot bezwaar tegen zijn voorstelling van zijn Tuin der Lusten-de-luxe. Als U het Corpus vasorum Graecorum [overzichtswerk van antiek Grieks vaatwerk  – w.k.] beziet, komt men op al die duizend mannen en jongelieden hier en daar tenminste een enkele erectie tegen. Bij Bosch is dit anders. Al de mannelijken zijn om het eens ‘plat’ te zeggen met de pen ‘slaphangers’, zelfs in de meest enerverende situaties en schijnt er zelfs een algemene ‘testistomie’ (ik weet niet of ik dit juist schrijf) plaats te hebben gehad. Er is wel ergens een mossel, waar vier [moet zijn: drie – w.k.] voeten uitsteken; dit geval laat ik dus buiten beschouwing. Maar de rest stemt tot een triestigheid, die mij zeer de bekoring van deze Lustelijke Tuin bederft. Natuurlijk moest Bosch rekening houden met de pijnbank en al die andere torturen.[4]

Uiteindelijk was Jeroen Bosch de dichter Pierre Kemp, in wie vaak ‘iets heidens aan het treuren’ was (zoals hij schreef in het gedicht ‘Natuur’, ergens in de jaren veertig), hem toch te christelijk in zijn moraliserende inkadering van de lust. Maar hij herkénde dat. Het heidense in hem, dat samenvalt met de ‘natuur’,  treurt immers omdat het zich, bedwongen door een christelijke cultuur, niet volledig vrij meer kan uiten. Juist door die verwante mentaliteit voelde hij zich ook wel met Jeroen Bosch ‘intiem’.[5] In het titelgedicht van zijn in 1959 verschenen bundel Emeritaat schreef hij:

Jeroen Bosch komt wel eens voorbij,
even rusten
en praten over de na-aperij
van onze Tuinen der Lusten.

 

[1] Pierre Kemp aan Harry G.M. Prick, 19 april 1959, Collectie Universiteitsbibliotheek Maastricht.  De overige citaten in dit bericht zijn ontleend aan: Pierre Kemp & Adriaan de Roover, Als een bezetene, maar dan veel lieflijker. Brieven 1956-1962. Bezorgd en ingeleid door Wiel Kusters, met een terugblik van Adriaan De Roover. Nijmegen, Vantilt, 2006.

bezetene

[2] Pierre Kemp aan Adriaan de Roover, 10 juni 1958.

[3] Adriaan de Roover aan Pierre Kemp, 22 juli 1958.

[4] Pierre Kemp aan Adriaan de Roover, 28 juli 1958.
‘Testistomie’: Kemp bedoelt testectomie.
Over La maja desnuda van Goya merkte Kemp op: ‘zeker, die laat heel wat andere dingen zien, maar zij is te proper. Haar grootste aantrekkelijkheid mist zij voor mij. Ik ruik haar niet, zoals ik de vrouwen van de geniale de Toulouse-Lautrec ruik.’

[5] Pierre Kemp aan Adriaan de Roover, 24 maart 1959: ‘Jeroen Bosch is natuurlijk erg intiem met mij geworden bij al die bezoeken aan mijn Emeritaat.

Facebooktwitterredditpinterestlinkedinmailby feather

Pierre Kemp en het huis op nr. 17. Een film van Kees Hin

Ter gelegenheid van het verschijnen van het Verzameld werk van Pierre Kemp, op 28 november 1976, zond de NOS in de televisierubriek Beeldspraak een film uit van regisseur Kees Hin: Pierre Kemp en het huis op nr. 17. De dichter, die negen jaar eerder was overleden, komt daarin tot leven middels herinneringen van de familie Leunissen, die twee huizen van Kemp vandaan in de Turennestraat woonde. Vader Jef Leunissen,  zijn vrouw,  dochter Carla en zoon Paul. Ook Pierre Kemps zoon Hub komt aan het woord, met Toine, zijn oudere broer als toehoorder.

De dichter K. Schippers (Gerard Stigter) doet de interviews, maar vooral: hij leest met hoorbare affiniteit en met een aanstekelijke vorm van genoegen voor uit Kemps gedichten. Er zijn een paar ‘onbekende’ foto’s van de dichter te zien en ook de originele Engelse verfdoos, die Kemp tot het schrijven van een complete gedichtenbundel inspireerde, komt in beeld.

Er werd in 1976 her en der wat gemonkeld over de volgens sommigen wat al te grote nadruk op Pierre Kemps dichterlijke fascinatie voor vrouwen in deze film. In Pierre Kemp en het huis op nr. 17 vormt die weliswaar een belangrijk gegeven, vooral in de gesprekken met mevrouw Leunissen-Stultiëns en haar dochter, maar ook de muziek waar Kemp zo van hield (door Jef Leunissen toegelicht aan de hand van werk van Maurice Ravel) komt ter sprake.

Wel moet ik de in de film gedane suggestie tegenspreken dat de bewoners van Turennestraat 17 de enige waren met wie Pierre Kemp in zijn buurt contact onderhield. Ook met zijn directe buren, de weduwe Tuinstra-Kengen en haar dochter Tonia, op nummer 19, had de dichter een goede relatie, zoals onder meer bleek uit zijn gedicht bij de dood van mevrouw Tuinstra in 1952. (Zie daarvoor mijn Pierre Kemp. Een leven. Nijmegen, Vantilt, 2010, 471-473 en de voorlaatste bladzijde van het kleurenkatern tussen 336 en 337.)

Mevrouw Leunissen-Stultiëns stond model voor ‘Mevrouw N.N.’ uit een gedicht dat in 1947 door Kemp werd opgenomen in zijn bundel Phototropen en noctophilen. ‘
Mevrouw N.N. te zijn’ wordt in de film aan haar voorgelezen; zij geeft er vervolgens commentaar op.

Mevrouw N.N. te zijn

Ik voel mijn gezicht nu als dat van Mevrouw N.N.
en zie nu alles door haar Maja-kop.
Mijn ogen zijn nu zwart, mijn lippen wen
’k aan vlies van rouge, dat slaapt als mond er op.

Als ’k denk, dat ik met zulk een mond in mijn gezicht
haar man en kindren tegenkussen zou,
dan weet ik toch, hoe ik allicht
niet zo zou zoenen als een moeder en een vrouw.

Maar nu moet ik toch glimlachen met haar lach,
mijn wangen en mijn schoonheidskuiltjes zijn van haar
en dat duurt me nu weer de héle dag.
Mevrouw N.N. te zijn is lokkend en toch raar.

Met dank aan Kees Hin en Gerard Stigter die vriendelijk toestemming gaven de film Pierre Kemp en het huis op nr. 17 via onze website te vertonen.

Facebooktwitterredditpinterestlinkedinmailby feather

Heer van het groen. Het monumentje voor Pierre Kemp door Rob Stultiëns

Rob Stultiens: Pierre Kemp. Kempland, Maastricht. Foto: Jan van Tol.
Rob Stultiens: Pierre Kemp. Kempland, Maastricht.
Foto: Jan van Tol.

De la musique avant toute chose

Toen ik die boog daar had geürineerd
en ik het zonlicht er in ving, prees ik intens,
ver van de wijsheid, die mij was geleerd:
Wat schoon kristal is er toch in de mens!
En in extase voor het lieflijke geluid:
Welk een muziek gaat van de mens toch uit!

Pierre Kemp schreef dit gedicht, waarvan de titel verwijst naar ‘Art poëtique’ van Paul Verlaine, in november 1952.

Sinds jaren siert het de achterzijde van het door Rob Stultiens (1922-2002) vervaardigde monumentje voor de dichter in het stukje Maastrichts stadspark dat Kempland heet.

Aan de essayist Paul Rodenko dankt Pierre Kemp het epitheton ‘Man in het zwart, heer van het groen’.

De stenen beeltenis van de dichter in het stadspark begint dat groene karakter van de dichter met de loop der jaren aardig zichtbaar te maken. Het gedicht is inmiddels nog maar met moeite leesbaar.

De Pierre Kemp Stichting heeft de Gemeente Maastricht gevraagd het monumentje eens een voorzichtige schoonmaakbeurt te geven. Daar is positief op gereageerd. Nu dus maar even afwachten.

 

Facebooktwitterredditpinterestlinkedinmailby feather

Het is niet meer koud in Bethlehem

In deze bijna lentelijke decembermaand een toepasselijk Kerstgedicht van Pierre Kemp uit 1959.
Kemp, 73 jaar oud, liet zich inspireren door een glas-in-loodraam van de kunstenaar Mathieu Vroemen.

Klik op de afbeelding.

Kerstgedicht van Pierre Kemp, geschreven voor het personeelsblad van zijn vroegere (1916-1945) werkgever, de Maatschappij tot Exploitatie der Steenkolenmijnen Laura en Vereeniging te Eygelshoven. De Mijn, 4 (1959) 8 (december), binnenzijde omslag. Collectie Wiel Kusters.
Kerstgedicht van Pierre Kemp, geschreven voor het personeelsblad van zijn vroegere (1916-1945) werkgever, de Maatschappij tot Exploitatie der Steenkolenmijnen Laura en Vereeniging te Eygelshoven.
De Mijn, 4 (1959) 8 (december), binnenzijde omslag.
Collectie Wiel Kusters.
Facebooktwitterredditpinterestlinkedinmailby feather

Gerard Reve

reve

Soms maak ik me wel eens zorgen over het feit, dat ik geen konkurrentsie heb, & geruisloos almaar beroemder word. Het zou wel leuk zijn als er vijf, zes jongens waren van mijn peil, om mede te wedijveren. Maar er is niemand van ongeveer mijn gehalte, die nog produceert. Van Hermans wordt al 1 1/2 of 2 jaar een roman aangekondigd, maar ik moet hem  nog zien. Louis Paul Boon schrijft niet meer, maar schildert nu. Richard Minne is dood, Jan van Nijlen is dood, Pierre Kemp is dood.

Gerard Reve in een brief aan Josine Meyer, 3 september 1971.
Foto: ANP.

Facebooktwitterredditpinterestlinkedinmailby feather