Alle berichten van Wiel Kusters

Lof van het bed. Een boek en een gedicht voor Mya Maas-Brennenraedts

lob des bettes (1)

Sinds 24 oktober 1956 lag Pierre Kemps penvriendin Mya Brennenraedts (als dichteres later vooral bekend als Mya Maas) in het Academisch Ziekenhuis Leiden, waar zij een week later een medische ingreep zou ondergaan.
Mya was de inspiratrice van Kemps in 1954 gereedgekomen Petite suite pour Marguérite (Verzameld werk, I, 305-315).
Tot de vele voor de dichter interessante aspecten van deze muze behoorde dat zij paardreed.

Vanaf haar ziekenhuisbed schreef Mya Maas, die gehuwd was met de dichter en journalist Loe Maas (pseudoniem van Leo Snackers), op 29 oktober naar de Turennestraat in Maastricht:

Hallo dichter!

[…]

Ik stuur u mijn adres, dan kunt u mij een “opkikkertje” sturen, in de vorm van een geestige brief. Een echte ouderwetse lange brief, want het valt niet mee om hier zo lang te moeten liggen, soms heb ik al echt heimwee […].

De dag vóór ik naar Leiden kwam heb ik nog een rit gemaakt door het park. Het was de mooiste dag die ik ooit beleefd heb in het park. Geen wind, de zon scheen warm. De kleuren van de bomen en de struiken waren machtig! Als je naar boven keek, één strakke blauw hemel. Geen enkel mens die de voormiddagstilte verstoorde. Het grint knerpte onder de paardehoeven, en ik reed met een hartstocht, of het m’n láátste rit zou zijn. Misschien was dat ook wel zo. In elk geval zal ik er de eerste maanden niet meer van kunnen genieten.

Kemp schreef natuurlijk terug en stuurde Mya Brennenraedts ook een presentje: het door Hans Ohl samengestelde boek Lob des Bettes. Eine klinophile Anthologie. Mit vielen Bett-Geschichten und schönen Bett-Gedichten. Mit 26 Bildern von Raymond Peynet. ‘Im Bett zu lesen’. (Hamburg: Rowohlt, 1956).

Ik zend U geen bloemen, die vergaan,

maar deze Lof van het Bed, die blijft bestaan,

zo hebben wij dit meubel liefgekregen.

Slapen en dromen zijn verstandige zaken.

Over de Lof der Zotheid wordt dus gezwegen.

Hij heeft met het Bed niets te maken.

Die is er alleen, wanneer alles zo klaar

is als de mode van kleren en haar

in het licht van de Zon en openbaar.

Op 17 november bedankte Mya hem, waarbij ze meteen de gelegenheid te baat nam om de dichter, die veertien dagen later zeventig jaar zou worden, te feliciteren met de toekenning van de Constantijn Huygensprijs.

Het exemplaar van Lob des Bettes dat zij in Leiden ontving is onlangs weer opgedoken in de privécollectie van Ton Stille, antiquaar in Maastricht, die mij een foto stuurde – waarvoor dank! – van het stofomslag (getekend door Raymond Peynet, van wie Pierre Kemp zelf in zijn bibliotheek bewaarde: The Lovers’ Travelogue. Le Tour du monde des amoureux de Peynet. London: Perpetua, 1955) en van het opdrachtvers dat de dichter voorin had geschreven.[*]

Een inhoudelijke reactie op zijn boekcadeau heeft Kemp niet ontvangen. In december 1956 had een brandje gewoed in huize Snackers-Brennenraedts, waarbij wat tijdschriften en boeken verloren waren gegaan. Toen Pierre Kemp hiervan vernam, greep hij dit aan om toch maar eens naar Lob des Bettes te informeren. Op 2 januari 1957 schreef hij Mya een lange brief, waarin hij verslag deed van drukte en ongemak als gevolg van de (helaas) niet te vermijden viering van zijn kroonjaar op 1 december. Maar hij schreef ook:

Mijn klinophile anthologie is toch, hoop ik, niet verbrand? Daar zou ik bedroefd over moeten zijn, na mijn teleurstelling er om. Ik had gehoopt, dat U er zich gezond aan zoudt glimlachen en ik heb er practisch niets meer over gehoord. (Hier pinkt de ongelukkige gefêteerde een traan weg).

Een schriftelijke reactie heeft de dichter, voor zover bekend, ook hierop niet gehad.

Opdracht voor MM

 

[*] In Kemps boekerij, die bewaard wordt in de Universiteitsbibliotheek te Maastricht bevindt zich ook: Franz Karl Mathys (samensteller), Allerlei over bedden en slapen. Bazel: Hoffmann-La Roche, 1958.

Facebooktwitterredditpinterestlinkedinmailby feather

Hittegolf

HITTEGOLF

Soms kan het zo stil zijn in de stad
en ligt de brug haast verlaten.
Het gerucht van de schoenen en wielen – wat
is dat? – dempt op de straat.
Hitte regeert, er roert zich geen blad.
Twee mannen op het brugbeton
kijken omhoog. ‘Hoor je dat?
Pierre Kemp schiet weer op de zon!’

Uit: Pierre Kemp, ‘Maastrichtse suite voor Fernand Lodewick (1957).

Pierre Kemp overleed in 1967. Goed nieuws voor alle Kempliefhebbers: in september 2017, vijftig jaar na zijn dood, verschijnt bij  Uitgeverij Vantilt een nieuwe bloemlezing uit zijn werk, Het regent in de trompetten, samengesteld door Wiel Kusters en Ingrid Wijk.
Meer nieuws hierover, en over andere activiteiten rond de grote dichter, volgt binnenkort.

 

Facebooktwitterredditpinterestlinkedinmailby feather

Drie keer Pierre Kemp op één dag

Gisteren stond ik drie keer oog in oog met Pierre Kemp.

Bij een bezoek aan de Maastricht Antiquarian Book & Print Fair zag ik tegen een pilaar van de Sint Janskerk het affiche van de tentoonstelling waarmee in december 1961 in de toenmalige galerie Dejong-Bergers aan de Grote Staat, Kemps vijfenzeventigste verjaardag werd gevierd: ‘Nieuws van de Zwarte Man’.

nieuws zwarte man

In een vitrine van Antiquariaat Librairie Stille lag een brief van Pierre Kemp aan de journaliste en schrijfster Mya Maas, gedateerd 9 januari 1962, met daarin deze opmerkelijke mededeling:

Als ik weer paarden zie, houd ik mij aanbevolen voor hun naam, want een paard zonder naam (of nummer) inspireert niet zo licht en zo gemakkelijk.

brief

Er zijn in Kemps Verzameld werk enkele gedichten te vinden over paarden, waaronder dit fraaie uit de zomer van 1939:

Paarden

Een paard staat in een wei met wilgen aan de rand
en kijkt in ’t koren.
Het kan de paarden aan de andere kant
van de halmen bij het maaien horen.
Ze zijn misschien niet van dezelfde stal,
maar paarden kennen paarden overal.
Ik ken de mensen, al is dat wat ik van hen weet,
niet zo compleet.

Waarschijnlijk had Pierre Kemp bij zijn brief aan Mya Maas ook een gedicht over paarden gevoegd. Het Verzameld werk dateert het gedicht ‘Paardensport’ op 9 januari 1961, precies één jaar voor Kemp de hier geciteerde brief aan Mya Maas (paardrijdster) schreef. Dat kan bijna geen toeval zijn en ik vermoed dan ook dat de redactie van het Verzameld werk een dateringsfout heeft gemaakt.

Hier is het gedicht ‘Paardensport’:

Paardensport

Vrouwen met kanonnen
in hun kousen
hebben het over wereldvrede,
in een adempauze
vóór het zonnen.
Zij durven niet aan het brede,
al werd hun welzijn juist daarmee begonnen.
Soms fluisteren zij, trots behaard:
geef ons de rij-dijen van amazonen
en de volkomen éénwording met het paard.

Van de antiquarenbeurs liep ik naar de Jan van Eyck Academie, waar in de Writers Studio enkele schrijvers, onder wie de dichteres Anneke Brassinga, voorlazen uit hun werk.
De Academie heeft de ingang van haar bibliotheek, die zij Pierre Kemp Lab heeft gedoopt, blijvend gemarkeerd met het volgende gedicht:

PK Jan van Eyck

Heel mooi, zoals de bijna vijfenzeventigjarige dichter hier ‘alles wat is niets en zonder gelaat’ op milde wijze attaqueert met zijn eigen gezicht (en dit gedicht).

Overigens: ook met betrekking tot ‘Glimp’ lijkt het Verzameld werk een dateringsfout te bevatten: het werd niet in 1951 geschreven, maar in 1961: het maakte in dat jaar deel uit van de dubbelbundel De incomplete luisteraar / De sieraden.

Facebooktwitterredditpinterestlinkedinmailby feather

‘Jansen heten, Jansen doen!’

In 1946 vierde Toon Hermans een groot radiosucces met zijn liedje Ik ben Jansen, dat begin 1947 ook door hem op de plaat werd gezet.

Ik ben Jansen is een liedje in de trant van Louis Davids, over een kleine doodgewone man:

Ik draag een omgekeerde jas,

ik rol m’n shag uit een matras,

want ik ben het mannetje zonder kansen.

Ik ben het hoofd van een gezin,

maar er komt geen stuiver in,

want ik ben een doodgewone Jansen.

[…]

Ik ben Jansen,

ik ben een doodgewone man,

daarom heb ik in de wereld niks te zeggen.

Ik ben Jansen,

die het ook niet helpen kan

dat de witte kippen zwarte eitjes leggen.

(enzovoort)

Tijdens het ‘Gala 100 jaar Toon’ in Theater Carré, december 2016, heb ik iets verteld over de geestelijke verwantschap van Toon Hermans met Pierre Kemp. Dat verhaal, van ongeveer een kwartier, had gemakkelijk uitgebreid kunnen worden met andere voorbeelden. Hier komt er nog een.

In het voorjaar van 1961 (volgens het Verzameld werk op 26 april van dat jaar) schreef Pierre Kemp, niet over het kleine en gewone, maar over het grote dat we dikwijls zo gewoon lijken te vinden, hoewel het in feite toch niet zo gewoon en vanzelfsprekend is:

Allround Jansen

Alles is Jansen, alle knop en vrucht,

bergen en dalen, wateren en bomen.

De wind wil met de bloesems dansen.

De zon is Jansen en met hem de lucht

en alles wat mij maar kan overkomen.

Ik ben voor niets beducht,

ook God is Jansen.

Dat is van een welhaast franciscaanse geest, die ook in veel liedjes van Toon terug te vinden is.

Werkend aan een nieuwe bloemlezing uit het werk van Pierre Kemp, die na de zomer gaat verschijnen, kwam ik tussen zijn ongepubliceerde gedichten het handschrift tegen van nóg een Jansen-gedicht, geschreven op 26 april 1960 (op dezelfde dag dus als ‘Allround Jansen’, maar dan een jaar eerder).

Jansen

               What is [in] a name?

               (Shakespeare)

Al haar leden heten Jansen,

niet haar kop alleen.

Al de delen van haar ganse

gestalte, linker- en rechterbeen.

Als zij loopt, lijkt zij te dansen

en haar ogen schijnen groen

in de zonnelucht te glansen:

‘Jansen heten, Jansen doen!’

Toon Hermans had het kunnen zingen!

 

 

 

 

 

Facebooktwitterredditpinterestlinkedinmailby feather

I.L. Pfeiffer leest Pierre Kemp (niet of nauwelijks)

In de omstreden, door I.L. Pfeiffer samengestelde bloemlezing  De Nederlandse poëzie van de twintigste en de eenentwintigste eeuw in 1000 en enige gedichten (Amsterdam, Prometheus, 2016) zijn van  Pierre Kemp slechts twee gedichten opgenomen: ‘Mevrouw N.N. te zijn’ en ‘De la musique avant toute chose’.
Dat is een scherp contrast met de tien gedichten die Pfeiffers voorganger (als bloemlezer) Gerrit Komrij van de Maastrichtse dichter had geselecteerd: het maximale aantal als blijk van hoge appreciatie.

Over Pfeiffers bloemlezing (door sommigen als Pfff-bloemlezing aangeduid vanwege haar winderigheid) schreef de dichter en criticus Rob Schouten in Trouw een scherpe kritiek. Onder andere merkte hij op:

“De fijnzinnige Limburgse dichter Pierre Kemp staat er in met slechts één versje, dat ene beroemde, over urineren. Objectieve redenen zijn voor dit alles niet aan te wijzen.”

Wat het aantal gedichten van Kemp betreft, vergist Schouten zich hier dus. Dat zijn er immers twee. Dat neemt niet weg dat het bijzonder verhelderend is Schoutens analyse van Pfeiffers gebloemlees, ‘Een afrekening in poëzieland’, te lezen.
Over het reilen en zeilen van een zelfbenoemde autoriteit.

ilja-leonard-pfeijffer-wint-vsb-poezieprijs

I.L. Pfeiffer

Facebooktwitterredditpinterestlinkedinmailby feather