BROER VAN EEN KINDERHEMDJE IN ZONNESCHIJN
Een van de boeiendste eenlingen uit de Nederlandse poëzie van de twintigste eeuw is de dichter Pierre Kemp (1886-1967). Vanuit zijn Maastrichtse ‘dichterkluisje’, ver van het door hem verafschuwde artistieke leven, bereikte hij met zijn even vitale en humoristische als melancholische poëzie de harten van zeer velen. Lezers schreven hem dat zijn kleine gedichten hen gewoonweg gelukkig maakten. In 1956 werd hem de Constantijn Huygensprijs toegekend, in 1958 volgde als hoogste onderscheiding de P.C. Hooftprijs.
‘In ’s Lands poëtische volière / de meest dichterlijke is Pierre’, schreef Bertus Aafjes in 1956 in het aan Kemp aangeboden Liber Amicorum, waarin hommages waren opgenomen van Gerrit Achterberg, J.C. Bloem, A. Roland Holst, Jan G. Elburg, Guillaume van der Graft, Lucebert, Adriaan Morriën, M. Vasalis, S. Vestdijk en vele anderen, onder wie ook tekenaars en schilders. Van hen had hij verreweg de meesten nooit ontmoet. Behalve tijdens een verblijf van driekwart jaar als leerling-journalist in Amsterdam (1915), een bezoek aan Den Haag en Haarlem (1917) en zijn vele korte treinreizen naar Eygelshoven, waar hij werkzaam was op het loonbureau van de steenkolenmijn Laura (1916-1944) heeft Pierre Kemp zijn geboorteplaats Maastricht nooit verlaten. ‘Waarom zou ik reizen, ik ken mijn eigen tuin niet eens,’ placht hij te zeggen. Met zijn dichterlijke talent zag hij het kleinste en vertrouwdste in de wereld om hem heen telkens weer als nieuw.
Bloem
Het is een bloem
om er met een vaantje om rond te gaan
en zacht te zingen.
Het is een bloem om niet meer burger te zijn,
maar een broer van een kinderhemdje in zonneschijn.
(1932)