Gerard Reve was een liefhebber van Pierre Kemp.
Op 16 augustus 1971 schreef hij aan Simon Carmiggelt:
‘Ik ben absoluut niet op stoot. Ik schrijf deze brief met zeer wanhopige inspanning. “Met zeer zachte plof.”‘
Dat laatste was een citaat uit een gedicht van Kemp.
Reve vervolgde:
‘Ken je dat gedicht van Pierre Kemp, van kort voor zijn dood, toen hij al bijna blind was? Een jaar of wat geleden, in Tirade. “Wat is het stil in de dichterlijke straten!’ begint het, geloof ik.’
Reve moet bijzonder getroffen zijn geweest door dit gedicht, dat in november 1964, dus zeven jaar eerder, niet in het tijdschrift Tirade, maar in De Gids had gestaan. Al die tijd had hij er op zijn minst twee regels van onthouden.
Kemps ouderdomsgedicht gaat als volgt:
VERDROOGDE WAAN
Wat is het stil in die dichterlijke straten!
Er komen nog wel wangen
met vrouwenverf behangen
langs de gevels, maar de gaten
van de ogen
blijven dof.
Ik blaas naar die verf mijn onvermogen
met zeer stille plof.
Hoe kan het bloeiend leven zo vergaan
tussen de cijfers van mijn jaren met verdroogde waan?
by