Drie keer Pierre Kemp op één dag

Gisteren stond ik drie keer oog in oog met Pierre Kemp.

Bij een bezoek aan de Maastricht Antiquarian Book & Print Fair zag ik tegen een pilaar van de Sint Janskerk het affiche van de tentoonstelling waarmee in december 1961 in de toenmalige galerie Dejong-Bergers aan de Grote Staat, Kemps vijfenzeventigste verjaardag werd gevierd: ‘Nieuws van de Zwarte Man’.

nieuws zwarte man

In een vitrine van Antiquariaat Librairie Stille lag een brief van Pierre Kemp aan de journaliste en schrijfster Mya Maas, gedateerd 9 januari 1962, met daarin deze opmerkelijke mededeling:

Als ik weer paarden zie, houd ik mij aanbevolen voor hun naam, want een paard zonder naam (of nummer) inspireert niet zo licht en zo gemakkelijk.

brief

Er zijn in Kemps Verzameld werk enkele gedichten te vinden over paarden, waaronder dit fraaie uit de zomer van 1939:

Paarden

Een paard staat in een wei met wilgen aan de rand
en kijkt in ’t koren.
Het kan de paarden aan de andere kant
van de halmen bij het maaien horen.
Ze zijn misschien niet van dezelfde stal,
maar paarden kennen paarden overal.
Ik ken de mensen, al is dat wat ik van hen weet,
niet zo compleet.

Waarschijnlijk had Pierre Kemp bij zijn brief aan Mya Maas ook een gedicht over paarden gevoegd. Het Verzameld werk dateert het gedicht ‘Paardensport’ op 9 januari 1961, precies één jaar voor Kemp de hier geciteerde brief aan Mya Maas (paardrijdster) schreef. Dat kan bijna geen toeval zijn en ik vermoed dan ook dat de redactie van het Verzameld werk een dateringsfout heeft gemaakt.

Hier is het gedicht ‘Paardensport’:

Paardensport

Vrouwen met kanonnen
in hun kousen
hebben het over wereldvrede,
in een adempauze
vóór het zonnen.
Zij durven niet aan het brede,
al werd hun welzijn juist daarmee begonnen.
Soms fluisteren zij, trots behaard:
geef ons de rij-dijen van amazonen
en de volkomen éénwording met het paard.

Van de antiquarenbeurs liep ik naar de Jan van Eyck Academie, waar in de Writers Studio enkele schrijvers, onder wie de dichteres Anneke Brassinga, voorlazen uit hun werk.
De Academie heeft de ingang van haar bibliotheek, die zij Pierre Kemp Lab heeft gedoopt, blijvend gemarkeerd met het volgende gedicht:

PK Jan van Eyck

Heel mooi, zoals de bijna vijfenzeventigjarige dichter hier ‘alles wat is niets en zonder gelaat’ op milde wijze attaqueert met zijn eigen gezicht (en dit gedicht).

Overigens: ook met betrekking tot ‘Glimp’ lijkt het Verzameld werk een dateringsfout te bevatten: het werd niet in 1951 geschreven, maar in 1961: het maakte in dat jaar deel uit van de dubbelbundel De incomplete luisteraar / De sieraden.

‘Jansen heten, Jansen doen!’

In 1946 vierde Toon Hermans een groot radiosucces met zijn liedje Ik ben Jansen, dat begin 1947 ook door hem op de plaat werd gezet.

Ik ben Jansen is een liedje in de trant van Louis Davids, over een kleine doodgewone man:

Ik draag een omgekeerde jas,

ik rol m’n shag uit een matras,

want ik ben het mannetje zonder kansen.

Ik ben het hoofd van een gezin,

maar er komt geen stuiver in,

want ik ben een doodgewone Jansen.

[…]

Ik ben Jansen,

ik ben een doodgewone man,

daarom heb ik in de wereld niks te zeggen.

Ik ben Jansen,

die het ook niet helpen kan

dat de witte kippen zwarte eitjes leggen.

(enzovoort)

Tijdens het ‘Gala 100 jaar Toon’ in Theater Carré, december 2016, heb ik iets verteld over de geestelijke verwantschap van Toon Hermans met Pierre Kemp. Dat verhaal, van ongeveer een kwartier, had gemakkelijk uitgebreid kunnen worden met andere voorbeelden. Hier komt er nog een.

In het voorjaar van 1961 (volgens het Verzameld werk op 26 april van dat jaar) schreef Pierre Kemp, niet over het kleine en gewone, maar over het grote dat we dikwijls zo gewoon lijken te vinden, hoewel het in feite toch niet zo gewoon en vanzelfsprekend is:

Allround Jansen

Alles is Jansen, alle knop en vrucht,

bergen en dalen, wateren en bomen.

De wind wil met de bloesems dansen.

De zon is Jansen en met hem de lucht

en alles wat mij maar kan overkomen.

Ik ben voor niets beducht,

ook God is Jansen.

Dat is van een welhaast franciscaanse geest, die ook in veel liedjes van Toon terug te vinden is.

Werkend aan een nieuwe bloemlezing uit het werk van Pierre Kemp, die na de zomer gaat verschijnen, kwam ik tussen zijn ongepubliceerde gedichten het handschrift tegen van nóg een Jansen-gedicht, geschreven op 26 april 1960 (op dezelfde dag dus als ‘Allround Jansen’, maar dan een jaar eerder).

Jansen

               What is [in] a name?

               (Shakespeare)

Al haar leden heten Jansen,

niet haar kop alleen.

Al de delen van haar ganse

gestalte, linker- en rechterbeen.

Als zij loopt, lijkt zij te dansen

en haar ogen schijnen groen

in de zonnelucht te glansen:

‘Jansen heten, Jansen doen!’

Toon Hermans had het kunnen zingen!

 

 

 

 

 

I.L. Pfeiffer leest Pierre Kemp (niet of nauwelijks)

In de omstreden, door I.L. Pfeiffer samengestelde bloemlezing  De Nederlandse poëzie van de twintigste en de eenentwintigste eeuw in 1000 en enige gedichten (Amsterdam, Prometheus, 2016) zijn van  Pierre Kemp slechts twee gedichten opgenomen: ‘Mevrouw N.N. te zijn’ en ‘De la musique avant toute chose’.
Dat is een scherp contrast met de tien gedichten die Pfeiffers voorganger (als bloemlezer) Gerrit Komrij van de Maastrichtse dichter had geselecteerd: het maximale aantal als blijk van hoge appreciatie.

Over Pfeiffers bloemlezing (door sommigen als Pfff-bloemlezing aangeduid vanwege haar winderigheid) schreef de dichter en criticus Rob Schouten in Trouw een scherpe kritiek. Onder andere merkte hij op:

“De fijnzinnige Limburgse dichter Pierre Kemp staat er in met slechts één versje, dat ene beroemde, over urineren. Objectieve redenen zijn voor dit alles niet aan te wijzen.”

Wat het aantal gedichten van Kemp betreft, vergist Schouten zich hier dus. Dat zijn er immers twee. Dat neemt niet weg dat het bijzonder verhelderend is Schoutens analyse van Pfeiffers gebloemlees, ‘Een afrekening in poëzieland’, te lezen.
Over het reilen en zeilen van een zelfbenoemde autoriteit.

ilja-leonard-pfeijffer-wint-vsb-poezieprijs

I.L. Pfeiffer

Pierre Kemp op de website van het Literatuurmuseum

De website van het Literatuurmuseum pulbiceerde zojuist een beschouwing over Pierre Kemp door Roman Helinksi.

De eerste twintig jaar van mijn leven woonde ik in de mijnstreek, geboren en getogen in Limburg dus. Tig leraren Nederlands heb ik in al die jaren versleten, veelal leraren die trotser waren op het Limburgs dialect dan op het Nederlands. Maar geen enkele docent wees mij ooit op de Maastrichtse dichter Pierre Kemp (1886-1967). Pas nu ik dertien jaar weg ben uit Zuid-Limburg kom ik voor het eerst in aanraking met de dichter, die tussen het dichten door ook nog eens achtentwintig jaar werkte op kolenmijn Laura in het Limburgse Eygelshoven. Niet als koempel en kolenhakker, maar bovengronds, bij het loonbureau. Hij ontving voor zijn oeuvre in 1956 de Constantijn Huygensprijs en 1958 de P.C. Hooft-prijs. Kemp was daarnaast (waar vond hij de tijd?) ook nog een zeer goed schilder.

Hoe is het mogelijk dat ik als jonge Limburger nooit van Pierre Kemp had gehoord?

(KLIK hier om verder te lezen)

Zelfportret 1911

kemp

Tijdelijk weer op zaal in het Bonnefantenmuseum Maastricht, dankzij de Chinese kunstenaar Hao Liangs (geb. 1983) in het kader van diens ‘Aura’-project:

Pierre Kemp, Zelfportret in rood krijt.

Geschilderd in de zomer van 1911. Pierre Kemp is dan 24 jaar en werkt als aardewerkschilder op de Société Céramique.

Het zou Kemp bijzonder veel deugd doen wanneer hij wist dat hij door een jonge Chinese kunstenaar uit het depot is bevrijd.

Pierre Kemp was een groot bewonderaar van de klassieke Chinese dichtkunst en van (de kleuren van) Chinees aardewerk.

Geboortedag Pierre Kemp

WEER KIND TE ZIJN

Ik heb vandaag zo’n zin
om wakker te worden in
de ogen van een jeugdig wezen,
dat nog niet kan lezen
en niet meer bloemen kan tellen
dan het vingertjes heeft
en achter de routes van vlinders en libellen
met het wijzende vingertje beeft.

 Pierre Kemp (1952)

kemp2

1 december 2016: de 130e
geboortedag van Pierre Kemp.

Schrijfbureau van Pierre Kemp in Universiteitsbibliotheek Maastricht

Bijna vijftig jaar na de dood van Pierre Kemp (1886-1967) heeft de Pierre Kemp Stichting het schrijfbureau van de dichter in haar bezit gekregen.

kemp1 (2)

Het bureau is ondergebracht in een kantoorruimte van de Universiteitsbibliotheek Maastricht, waar het nog even wacht op zijn definitieve opstelling,  in de parlour, voorzien van een beschermende afneembare glazen plaat op het blad. Onder die glasplaat komt een foto van Pierre Kemp, zittend aan zijn bureau, en een tekst over de dichter.

Vanochtend maakte ik alvast een paar foto’s.

img_1715

img_1716

December 2016.

Inmiddels heeft het bureau van Pierre Kemp
zijn vaste plaats gekregen in de ‘parlour’ van
de Universiteitsbibliotheek.

Een bijzondere nieuwe studieplek!

img_0587-1

Geschiedenis van de literatuur in Limburg

In het zojuist verschenen grote en rijk geïilustreerde overzichtswerk Geschiedenis van de literatuur in Limburg wordt uiteraard ruim aandacht besteed aan het werk van Pierre Kemp en zijn broer Mathias.

geschiedenis-van-de-literatuur-in-limburg_web-1024x874

Pierre Kemp komt aan bod op de bladzijden 373-377 en 383-384. Een belangrijk thema in de aan Kemp gewijde beschouwing is de ontwikkeling van zijn culturele identiteit als inwoner van wat hij op zeker moment Mosanje is gaan noemen.

In Geschiedenis van de literatuur in Limburg wordt evenveel aandacht besteed aan het werk en de literaire persoonlijkheid van Mathias Kemp (blz. 377-383). Een interessante figuur.  In allerlei opzichten, en zeker in zijn verbeeldingswereld, even excentriek als zijn broer, anderzijds begiftigd met een grotere levensdurf en in staat als journalist een maatschappelijke rol te vervullen.

Geschiedenis van de literatuur in Limburg, onder redactie van Lou Spronck, Ben van Melick en Wiel Kusters, is 16 oktober 2016 verschenen bij uitgeverij Vantilt in Nijmegen, onder auspiciën van het Koninklijk Limburgs Geschied- en Oudheidkundig Genootschap.

787 blz., gebonden, prijs € 39,50.

ISBN 978 94 6004 285 0

Klik hier voor een inkijkexemplaar.

 

 

 

Adriaan de Roover overleden

Op dinsdagavond 20 september 2016 is in Antwerpen  overleden de dichter en essayist ADRIAAN DE ROOVER (pseudoniem van F.A. de Rooy). Hij is drieënnegentig jaar geworden.

Ik leerde Adriaan de Roover kennen in de periode dat ik me voorbereidde op het schrijven van de biografie van PIERRE KEMP, die in 2010 verscheen.

De Roover, die met Kemp in epistolaire betrekking had gestaan en in 1956 was begonnen met voorbereidingen voor een grote studie over de Maastrichtse dichter, is mij zeer behulpzaam geweest, onder meer doordat hij mij de beschikking gaf over Kemps brieven aan hem uit de jaren 1956-1962. Uiteindelijk zijn deze brieven ondergebracht in de Universiteitsbibliotheek te Maastricht.

Ik heb Adriaan de Roover leren kennen als een beminnelijk man, die nadat hij zijn intensieve Kempstudie aan het begin van de jaren zestig had gestaakt, geruime tijd heeft rondgelopen met een zeker schuldgevoel omtrent deze niet ingeloste belofte aan de dichter, die uitzag naar het verschijnen van een monografie over zijn werk, en aan zichzelf.

Tien jaar geleden mocht ik een uitgave verzorgen van de briefwisseling tussen Pierre Kemp en Adriaan de Roover. (Nijmegen, Vantilt, 2010).

bezetene

Aan het slot van zijn even eerlijke als charmante nawoord bij dit boek, gedateerd Antwerpen 6 februari 2006, schreef De Roover:

‘Intussen ben ik, A.D.R., de 75 van Kemp allang voorbij en ik weet niet of ik nu lachen of schreien moet. Vandaag heb ik de dichter-van-de-kleine-liederen herontdekt, de Heer in het zwart, die mij eens de raad gaf het leven niet zo ernstig te nemen en die mij op mijn oude dag liet weten: ‘Om weer kind te zijn, is het nooit te laat!’
Hoe graag wil ik het dichterswoord van Pierre l’Englouti geloven!’

OP DE FOTO’S: Adriaan de Roover zoals ik hem in 2004 fotografeerde in de studiezaal van het Regionaal Historisch Centrum in Maastricht tijdens het bekijken van zijn in het Archief Pierre Kemp berustende brieven aan de dichter.

dcp_0056

dcp_0063

Tot slot een gedicht van Adriaan de Roover uit zijn bundel Ik ruik de sterren al (1987):

taalloos

ik draag de snavel
van de roofvogel
die op het ijs te pletter stort
ik sterf zonneblind
in de bergen van anijs
met wolken in de oren
het kraaien van
duizend gemartelde hanen

ik wil de armoe van de dichter
dekken met een barokke dood
de taalloze zaden
die te slapen liggen
onder de steen
van mijn tong

(geciteerd naar Adriaan de Roover, Gedichten 1953-1998, Antwerpen, Demian,1998)