Het gedicht ‘Dichterschap’ van Pierre Kemp op een niet meer in gebruik zijnde huisdeur in de Sint Teunisstraat in Maastricht.
De kunstenaar: Caspar Kubatsch.
Foto: Peter Pluymen, gepubliceerd op Facebook.
Het gedicht ‘Dichterschap’ van Pierre Kemp op een niet meer in gebruik zijnde huisdeur in de Sint Teunisstraat in Maastricht.
De kunstenaar: Caspar Kubatsch.
Foto: Peter Pluymen, gepubliceerd op Facebook.
Gerard Reve was een liefhebber van Pierre Kemp.
Op 16 augustus 1971 schreef hij aan Simon Carmiggelt:
‘Ik ben absoluut niet op stoot. Ik schrijf deze brief met zeer wanhopige inspanning. “Met zeer zachte plof.”‘
Dat laatste was een citaat uit een gedicht van Kemp.
Reve vervolgde:
‘Ken je dat gedicht van Pierre Kemp, van kort voor zijn dood, toen hij al bijna blind was? Een jaar of wat geleden, in Tirade. “Wat is het stil in de dichterlijke straten!’ begint het, geloof ik.’
Reve moet bijzonder getroffen zijn geweest door dit gedicht, dat in november 1964, dus zeven jaar eerder, niet in het tijdschrift Tirade, maar in De Gids had gestaan. Al die tijd had hij er op zijn minst twee regels van onthouden.
Kemps ouderdomsgedicht gaat als volgt:
VERDROOGDE WAAN
Wat is het stil in die dichterlijke straten!
Er komen nog wel wangen
met vrouwenverf behangen
langs de gevels, maar de gaten
van de ogen
blijven dof.
Ik blaas naar die verf mijn onvermogen
met zeer stille plof.
Hoe kan het bloeiend leven zo vergaan
tussen de cijfers van mijn jaren met verdroogde waan?
In oktober 2016 verschijnt bij Uitgeverij Vantilt / LGOG:
Lou Spronck, Ben van Melick, Wiel Kusters (red.), Geschiedenis van de literatuur in Limburg.
Negen chronologische hoofdstukken, van de Middeleeuwen tot 2015.
Daarin natuurlijk ook veel aandacht voor Pierre Kemp en zijn broer, de dichter en romanschrijver Mathias Kemp.
Circa 750 pagina’s, gebonden, rijk in kleur geïllustreerd, stijlvol vormgegeven door Piet Gerards Ontwerpers.
Intekenen is mogelijk.
Op 2 juli 2002 gaf PTTPOST een serie postzegels uit met als thema LIMBURG.
Per twee zegels was een subthema gekozen: Korenwolf, Geuldal, Kastelen, Asperges, Amstel Gold Race én PIERRE KEMP (onder het motto: ‘Geen dag zonder gedicht’).
In feite staat Pierre Kemp dus niet óp een postzegel, maar figureert hij als randversiering.
Ontwerp: Vandejong, Amsterdam.
Oplage: 100.000 velletjes.
Jet van Aalst:
“Een uur geleden ben ik thuis gekomen van een Pierre Kempwandeling met tien dames van een leesclub uit Midden-Limburg. Het was een gemengd gezelschap: sommigen kenden enkele gedichten, anderen hadden nog nooit van Pierre Kemp gehoord en een van hen woonde in de Pierre Kempstraat in Melick en wilde graag meer weten over de dichter.
De brochure van de Pierre Kempwandeling is uitgebracht in 2010, gelijk met de biografie Pierre Kemp. Een leven van Wiel Kusters.
De wandeling begint bij de stadsbibliotheek, het Centre Céramique op het voormalige terrein van de Société Céramique, de aardewerkfabriek waar Pierre Kemp als 13-jarige ging werken op de decoratieafdeling. (11 uur in de zomer, 10 ⅟2 uur in de winter) Hier lezen we het gedicht STAKING uit 1936 toen hij definitief een punt zette achter zijn schildersactiviteiten.
STAKING
Ik weiger verder vermiljoen te strijken
met een penseel op een stuk doek.
Ik weiger verder cobalt te gebruiken,
omdat ik in die streken vrouwen zoek.
Voor haar nu ben ik tot niets meer bereid,
hoe het me ook om die mooie kleuren spijt.
Via de Rechtstraat waar hij en zijn buurmeisje Tina Mommers (zijn latere vrouw) woonden, voert de wandeling over de Hoeg Brök naar Kempland met het beeldje van Rob Stultiens. Aan de achterzijde het bekende gedicht
DE LA MUSIQUE TOUTE CHOSE
Toen ik die boog daar had geürineerd
en ik het zonlicht er in ving, prees ik intens,
ver van de wijsheid, die mij was geleerd:
Wat schoon kristal is er toch in de mens!
En in extase voor het lieflijke geluid:
Welk een muziek gaat van de mens toch uit!
Door het Stadspark, een geliefde wandelplek van Pierre Kemp, naar zijn geboortehuis in de Mariastraat en dan naar de overkant naar Wyck waar hij bijna zijn hele leven heeft gewoond.
In de Turennestraat 21 woonde hij van 1929 tot zijn dood in 1967 met Tina en hun drie zonen.
Zij stonden zeer minachtend tegenover zijn literaire werk en Pierre Kemp was bang dat zij na zijn dood alles weg zouden gooien. De voorkamer beneden was zijn kamer en daar kon hij zijn literaire vrienden ontvangen die de Pierre Kemp Stichting oprichtten waardoor zijn werk bewaard is gebleven.
Laatste strofe uit EMERITAAT
Hoor eens, hoe kalm hier alles is!
Zelden krijg ik bezoek
en als ik kleinere vogels mis,
vliegt er een sperwer of doolt er een roek.
Jeroen Bosch komt wel eens voorbij,
even rusten
en praten over de na-aperij
van onze Tuin der Lusten.
De wandeling eindigt voor het huis van biograaf Wiel Kusters met het gedicht
EXCUSE
Ik ben niet gekomen om er te komen,
ik ben er maar zo’n beetje heengegaan,
omdat langs de weg zulke hoge bomen
boven zulke kleine bloempjes staan.
Maar nu ik hier sta, nu … ik erken,
dat ik werkelijk gekomen ben.
De dames uit Midden-Limburg waren enthousiast; ze hadden het gevoel dat ze Pierre Kemp door zijn gedichten en de verhalen over hem echt hadden leren kennen.”
Jet van Aalst
Wandelbrochure Pierre Kemp – Nobel oud kind (1886-1967). Een poëziewandeling in zestien gedichten door Wyck en Maastricht
Samenstelling: Jet van Aalst
ISBN 978 90 806671 9 8
Ontwerp: Piet Gerards Ontwerpers
Uitgave VLAM (Vereniging Literaire Activiteiten Maastricht) 2010, 2e druk 2011, € 3.=
Aanvragen voor de Pierre Kempwandeling : jetvanaalst@live.nl
Voor andere literaire wandelingen zie : www.vlammaastricht.nl
In de kerk van Oud-Caberg (Maastricht) is vandaag afscheid genomen van de journalist en radiomaker FRED VAN LEEUWEN, die 24 mei op negentigjarige leeftijd is overleden.
Fred van Leeuwen, geboren in 1925, was een markante, kritische en stimulerende persoonlijkheid in het culturele leven van Limburg, waarvan hij de huidige provinciegrenzen overigens sterk relativeerde. Hij schreef voor De Linie, Vrij Nederland en het Katholiek Bouwblad en was daarna programmamaker bij de Regionale Omroep Zuid (ROZ, een afdeling van de NOS) en de BRT.
Tot zijn grote literaire liefdes behoorden James Joyce en Marcel Proust, over wie hij intelligente en speelse klankbeelden samenstelde.
Daarnaast was hij een groot liefhebber van het werk van PIERRE KEMP, de wat schuwe dichter die hij na veel heen en weer in 1956 en 1958 voor de microfoon van de ROZ wist te krijgen. (De tekst van de beide in veel opzichten unieke interviews is te vinden in het in 1980 verschenen, aan Kemp gewijde nummer van De Engelbewaarder: Pierre Kemp. Man in het zwart, heer van het groen). Samen met onder anderen Fernand Lodewick, Harry G.M. Prick, Karel Reijnders en E.F. Tijdens heeft Van Leeuwen zich – in de door hen opgerichte (eerste) Pierre Kemp Stichting – bijzonder ingezet voor wat ik zou willen noemen de propaganda voor de voortplanting van het geloof in Kemp.
Ook voor JAN HANLO was Fred van Leeuwen een waardevol contact; ook hij vond met nieuwe gedichten of artistieke invallen een podium bij ‘Van Leeuwens’ ROZ.
Zojuist van Twitter geplukt: een in het Italiaans vertaald gedichtje van Pierre Kemp.
Het origineel is afkomstig uit mijn boek In en onder het dorp. Mijnwerkersleven in Limburg (Nijmegen, Vantilt, 2012), waarin het voor het eerst gepubliceerd werd.
Ik trof het gedichtje in handschrift aan in het archief van Pierre Kemp, toen ik in de jaren 2005-2009 zijn biografie voorbereidde.
Het trof mij vooral omdat Kemp vrijwel niets over de steenkolenmijn Laura, waar hij op kantoor werkte, geschreven heeft. Maar dus wél dit nooit door hemzelf gepubliceerde kleine gedicht.
En het trof mij óók omdat het familie is van het gedichtje dat ik, nog niet bekend met het zijne, zoveel jaren ná hem schreef en dat de titel leverde voor mijn eerste gedichtenbundel, Een oor aan de grond (1978):
op straat
legde ik vaak
een oor aan de grondbewoog daar beneden
een vader of een zoon?
Die geheimzinnige familiegelijkenis tussen beide gedichten bracht mij ertoe, Kemps versje in 2012 als motto op te nemen voorin In en onder het dorp.
Een congeniale bewonderaar van Pierre Kemp is de kunstenaar Toussaint Essers uit Maastricht.
Hij gaf ons toestemming enkele van zijn door Kemp geïnspireerde werken op onze website te publiceren.
Vandaag: een verbeelding van de sleutelscène uit het lange gedicht De namiddag van een stille katholiek, Kemps eigenzinnige variant op L ‘Après-midi d’un faune van Stéphane Mallarmé (welk gedicht zelf weer de inspiratie leverde voor Debussy’s bekende orkestwerk).
Pierre Kemp bespiedt zijn in de Maas badende muzen Amaranth en Turkoois.
***
12 mei 2016: Pierre Kemp, de kleurrijke Man in het Zwart, en een Maastrichts stadsgezicht.
Toussaint Essers hierover:
“In de Maas verdwijnen twee benen: de Maastrichtse muze… Dit in navolging van de Icarus op het schilderij van Breughel. Het is een verwijzing naar de relatieve onbekendheid van Kemp in zijn eigen stad en land, en naar de onverschilligheid voor de poëzie in het algemeen.”
***
17 mei 2016: Toussaint Essers associeert de ‘geis’ van de poëzie van Pierre Kemp graag met carnavaleske en amoureuze taferelen, zoals in de onderstaande prent: een geheime, gemaskerde ontmoeting op de Oude Brug, waar gezocht wordt naar ‘het Lenteschip van het Ogenblik’ (woorden uit Kemps gedicht ‘Oude Brug. Carnaval’ uit de bundel Maastricht en ik (1956).
30 mei 2016: nieuwe prenten van Toussaint Essers in Kempse sferen.
Twee fugitieven
Sleutelgat en sleutel
Sleutelgat en sleutel
Sleutelgat en sleutel
Het hoeft niet te verbazen dat de homo eroticus Pierre Kemp gefascineerd was door Jeroen Bosch’ grote werk De Tuin der Lusten. Toen hij in 1959 nadacht over een geschikte titel voor zijn nieuwe gedichtenbundel, die uiteindelijk Garden 36, 26, 36 inches zou gaan heten, gooide ‘Tuin der Lusten’ alvast hoge ogen. Wel dacht hij erover om daaraan toe te voegen: ‘(zonder zijpanelen)’, waarmee hij vooral wilde aangeven dat hij helse onaangenaamheden, volgend op de als zonde gebrandmerkte lustbeleving, zoals zichtbaar op het rechterzijpaneel, in zíjn Tuin achterwege wilde laten. ‘Ik kan de arme mensjes met hun genetische drang zo moeilijk aan het kruis slaan, ook al is dit kruis een harp,’ schreef hij aan Harry Prick.[1]
In 1954 bezocht een van zijn Muzen, de ‘Vrouw in het Groen’ die voorkomt in De namiddag van een stille katholiek, het Museo del Prado in Madrid. Kemp had haar destijds naar eigen zeggen de groeten laten doen aan Bosch’ schilderij. Vier jaar later schreef hij aan Adriaan de Roover, die op het punt stond een reis naar Spanje te maken:
Mocht U daar ook komen en U wilt dit eveneens voor mij doen, vooral aan die man, die op het rechterpaneel (zijvleugel) in die harp hangt, dan zal ik U bijzonder dankbaar zijn. Het is een collega van mij, die op mijn manier ook in mijn harp hang.[2]
Na zijn terugkeer uit Spanje rapporteerde De Roover:
Ik heb de groeten van Kemp overgemaakt aan de man in de harp. Hij scheen er zich weinig van aan te trekken, want hij toonde mij zijn bloot achterste. Ik deed ook de groeten aan de naakte Maya. Die liet heel wat andere dingen zien.[3]
Waarop Pierre Kemp repliceerde:
Ik heb dit op een grote reproductie nog eens geïnspecteerd en zag nu dat de man door de snaren in twee helften wordt verdeeld en dat een snaar daarbij zijn genitaliën passeert. Die Jeroen Bosch dacht toch aan alles. Toch heb ik een groot bezwaar tegen zijn voorstelling van zijn Tuin der Lusten-de-luxe. Als U het Corpus vasorum Graecorum [overzichtswerk van antiek Grieks vaatwerk – w.k.] beziet, komt men op al die duizend mannen en jongelieden hier en daar tenminste een enkele erectie tegen. Bij Bosch is dit anders. Al de mannelijken zijn om het eens ‘plat’ te zeggen met de pen ‘slaphangers’, zelfs in de meest enerverende situaties en schijnt er zelfs een algemene ‘testistomie’ (ik weet niet of ik dit juist schrijf) plaats te hebben gehad. Er is wel ergens een mossel, waar vier [moet zijn: drie – w.k.] voeten uitsteken; dit geval laat ik dus buiten beschouwing. Maar de rest stemt tot een triestigheid, die mij zeer de bekoring van deze Lustelijke Tuin bederft. Natuurlijk moest Bosch rekening houden met de pijnbank en al die andere torturen.[4]
Uiteindelijk was Jeroen Bosch de dichter Pierre Kemp, in wie vaak ‘iets heidens aan het treuren’ was (zoals hij schreef in het gedicht ‘Natuur’, ergens in de jaren veertig), hem toch te christelijk in zijn moraliserende inkadering van de lust. Maar hij herkénde dat. Het heidense in hem, dat samenvalt met de ‘natuur’, treurt immers omdat het zich, bedwongen door een christelijke cultuur, niet volledig vrij meer kan uiten. Juist door die verwante mentaliteit voelde hij zich ook wel met Jeroen Bosch ‘intiem’.[5] In het titelgedicht van zijn in 1959 verschenen bundel Emeritaat schreef hij:
Jeroen Bosch komt wel eens voorbij,
even rusten
en praten over de na-aperij
van onze Tuinen der Lusten.
[1] Pierre Kemp aan Harry G.M. Prick, 19 april 1959, Collectie Universiteitsbibliotheek Maastricht. De overige citaten in dit bericht zijn ontleend aan: Pierre Kemp & Adriaan de Roover, Als een bezetene, maar dan veel lieflijker. Brieven 1956-1962. Bezorgd en ingeleid door Wiel Kusters, met een terugblik van Adriaan De Roover. Nijmegen, Vantilt, 2006.
[2] Pierre Kemp aan Adriaan de Roover, 10 juni 1958.
[3] Adriaan de Roover aan Pierre Kemp, 22 juli 1958.
[4] Pierre Kemp aan Adriaan de Roover, 28 juli 1958.
‘Testistomie’: Kemp bedoelt testectomie.
Over La maja desnuda van Goya merkte Kemp op: ‘zeker, die laat heel wat andere dingen zien, maar zij is te proper. Haar grootste aantrekkelijkheid mist zij voor mij. Ik ruik haar niet, zoals ik de vrouwen van de geniale de Toulouse-Lautrec ruik.’
[5] Pierre Kemp aan Adriaan de Roover, 24 maart 1959: ‘Jeroen Bosch is natuurlijk erg intiem met mij geworden bij al die bezoeken aan mijn Emeritaat.’