24 september 2017: Pierre Kemp-wandeling

ill PK wandeling

Dit jaar is het 50 jaar geleden dat de dichter Pierre Kemp (1886-1967) is overleden.

Het Bonnefantenmuseum eert hem met een tentoonstelling (22 september 2017 – 7 januari 2018) en er verschijnt een nieuwe bloemlezing van zijn mooiste gedichten Het regent in de trompetten.

Ook de VLAM (Vereniging Literaire Activiteiten Maastricht) wil hem gedenken. Wilt u meer weten over deze Maastrichtse dichter, loop dan mee met Jet van Aalst langs de plekken die met zijn leven verbonden zijn. Zij vertelt over zijn bijzondere en toch heel gewone leven en ze laat zijn sprankelende gedichten leven.

Zondag 24 september 11.00-13.00 uur.

Aanmelden en reserveren bij: info@vlammaastricht.nl

Deelname: 5 euro, inclusief wandelbrochure “Pierre Kemp. Nobel oud kind”.

Startpunt van de wandeling: Centre Céramique, ingang Plein 1992.

 

Pierre Kemp en Chr.J. van Geel

Onder de vele kladjes en poëtische aanzetten die Pierre Kemp heeft nagelaten bevindt zich deze tekst:

Dichter van Geel

wijdt mij een donker Rood,

te ondoorschijnend voor jonge vrouwenbenen,

te zeer al iets overschaduwd met

een mengsel

mercurochrome gemengd met jood (jodium)

Hij meent het prima, niet om mij te foppen,

maar Heer van Geel, vlak voor mijn dood,

dit is mijn rood[:] echt zon-doorschenen

en dan vol lentezieke witte noppen.

Collectie Wiel Kusters

Collectie Wiel Kusters

De genoemde Van Geel was Chr. J. van Geel (1917-1974), dichter van Spinroc en andere verzen (1958). De dichter en tekenaar Chris van Geel had in gezelschap van de in Maastricht geboren vertaalster Thérèse Cornips (1926-2016), met wie hij samenwoonde in het Noord-Hollandse Groet, vroeg in de jaren zestig een bezoekje gebracht aan Pierre Kemp. (Spinroc uit de titel van zijn eerste bundel is een palindroom van Cornips.) Bij die gelegenheid had Kemp tegen Van Geel gezegd – naar Thérèse Cornips mij een jaar of tien geleden vertelde: ‘U kunt zich gelukkig prijzen dat u altijd iets van Maastricht bij u heeft.’

Het hierboven weergegeven kladgedicht voor ‘Heer van Geel’ is niet gedateerd, maar Kemp reageert erin op een kaartje dat hem op 28 februari 1963 werd toegezonden uit Groet. Van Geel had er een stukje rood glanspapier op geplakt, in een kader van viltstiftinkt, en daarbij geschreven: ‘Dit rood / dacht ik / is rood voor U. / hartelijke groeten / van Geel’.

Collectie RHCL, Archief Pierre Kemp, Maastricht. Foto: Wiel Kusters
Collectie RHCL, Archief Pierre Kemp, Maastricht
Foto: Wiel Kusters

Kemp antwoordde, waarschijnlijk met een nette versie van het kladgedicht, op 7 maart, zoals hij noteerde op Van Geels enveloppe: ‘Rp. 7.3.-63’ (Rp. = Répondu).

Dat Van Geel zich in de ware aard van het door Kemp beminde rood had vergist, blijkt uit het antwoord van de Maastrichtse dichter. ‘Zijn’ rood moest ‘zon-doorschenen’ zijn en liefst zichtbaar in de vorm van vrouwelijk textiel met ‘lentezieke witte noppen’. Aan het rood waarvan Van Geel hem een staaltje stuurde, ontbrak de erotiserende touch.

Al op 7 juni 1957 had Kemp in het gedicht ‘Donkerrood uit 1910’ zijn voorkeur voor ‘licht vermiljoen met witte noppen’ uitgesproken.

Donkerrood uit 1910

Vanmorgen heb ik een jonge vrouw gezien,

gekleed in donkerrood uit negentien-tien.

Ik was toen haast vierentwintig jaar

en had meer haar.

Rood heeft zich nooit in mij vergist.

Nog altijd ben ik optimist,

maar eerlijk: ik zie de verse knoppen

liefst in licht vermiljoen met witte noppen.

(Uit: Vijf families en één poederblauw, 1958)

Veel meer over contacten tussen Pierre Kemp en Chr. J. van Geel is mij op dit moment niet bekend.

Aan Johan Polak schreef Van Geel op 22 december 1958, dat hij zich meer verwant voelde aan oudere dichters en schrijvers als Nescio en Kemp dan aan zijn generatiegenoten. En op 6 juli 1960 aan Jan Hanlo, die kennelijk een overeenkomst had gezien tussen het werk van Kemp en Van Geel, dat die zeker niet op ‘beïnvloeding’ berustte, ‘omdat ik nooit, vroeger noch nu, met zijn verzen “leefde”. K. spreekt mij, althans rechtstreeks, weinig aan, (maar nog altijd meer dan de meeste anderen). Sommige regels en fragmenten zijn echter zo goed dat ik er met de schaar een goede dichter van zou maken. Hetzelfde geldt voor mij voor Lucebert.’ (Geciteerd naar Chr. J. van Geel, Ik ben een onderling overzoenlijk ratjetoe. Een keuze uit zijn brieven. Ed. M. Keja en J. Veenbaas. Amsterdam, Uitgeverij Van Oorschot, 2012.)

 

 

 

 

 

 

Feest voor Pierre Kemp, vijftig jaar na zijn dood

omslag Het regent in de trompetten

Morgen, vrijdag 21 juli 2017, is het vijftig jaar geleden dat PIERRE KEMP in Maastricht overleed.
 
Kemps Verzameld Werk (in 1976 uitgegeven door G.A. van Oorschot) is al geruime tijd niet meer verkrijgbaar.
Op 21 september aanstaande verschijnt bij Uitgeverij Vantilt een ruime bloemlezing uit zijn poëzie:
 
De mooiste gedichten van Pierre Kemp
gekozen door Wiel Kusters en Ingrid Wijk
 
De uitgever schrijft:
 
Een kleurrijker dichter dan Pierre Kemp (1886-1967) heeft Nederland niet gekend. Een miniaturist die iedere dag schreef en toch veel weg had van een zondagsdichter. Vanuit zijn Maastrichtse ‘dichterkluisje’ manoeuvreerde hij zijn vele kleurige, korte gedichten de boven-Moerdijkse dichtkunst binnen, waar ze met verwondering en sympathie werden onthaald.
Lezers schreven hem dat zijn gedichten hen gelukkig maakten. En dat vermogen hebben ze. Alledaagse belevenissen van zeer uiteenlopende aard worden door de sterk zintuiglijk ingestelde en met een groot talent voor verwondering gezegende dichter tegen het licht gehouden. Er is ernst en humor in zijn spel van vragen stellen en betekenis suggereren, maar ook een beminnelijke melancholie die zelden zwaar wordt.
 
Wiel Kusters en Ingrid Wijk maakten een bloemlezing uit Kemps werk, dat geruime tijd niet meer leverbaar is geweest. Zij kozen voor een thematische ordening van de gedichten, waardoor dit boek, in overeenstemming met een oude wens van de dichter, tot een soort brevier voor het dagelijks leven kan worden. Er zijn gedichten over het verlangen, de vrouw, licht en kleuren, klank en muziek, planten en dieren, nacht en dromen, stad en land, ouderdom en dood, maar ook over kind zijn op latere leeftijd.
ca. 176 p. | paperback | 13 x 21 cm
vormgeving Marc Vleugels
€ 19,95
 
MAAR ER IS MEER!

Ook het Bonnefantenmuseum Maastricht laat zich niet onbetuigd en fêteert Pierre Kemp vanaf 22 september met een tentoonstelling:

DE HAND VAN PIERRE KEMP
Studies, schetsen, werken op papier

In zijn zojuist verschenen Nieuwsbrief schrijft het museum:

Pierre Kemp was ook een begenadigd tekenaar en schilder. Vanaf 22 september toont het Bonnefantenmuseum voor het eerst Kemps werken op papier, merendeels schetsen en studies, die dateren uit de jaren 1905 tot en met 1913.

Een bijzonder onderdeel van de tentoonstelling is het drietal schetsboekjes dat bewaard is gebleven uit 1906–1907. 
Een van de boekjes wordt als facsimile uitgegeven, met een uitgebreide toelichting door Wiel Kusters, die ook optreedt als gastconservator van de tentoonstelling.

[#Beginning of Shooting Data Section] Image Size:L (7360 x 4912), FX 2017/06/27 13:22:37.38 Time Zone and Date:UTC+1, DST:OFF Lossless Compressed RAW (14-bit) Artist:Peter Cox Eindhoven NL Copyright:naamsvermelding verplicht Nikon D810 Lens:VR 105mm f/2.8G Focal Length:105mm Focus Mode:AF-S AF-Area Mode:Auto VR:OFF AF Fine Tune:OFF Aperture:f/9 Shutter Speed:1/125s Exposure Mode:Manual Exposure Comp.:0EV Exposure Tuning: Metering:Center-Weighted ISO Sensitivity:ISO 64 Device: White Balance:Auto1, 0, 0 Color Space:Adobe RGB High ISO NR:OFF Long Exposure NR:OFF Active D-Lighting:OFF Vignette Control:OFF Auto Distortion Control:OFF Picture Control:[NL] NEUTRAL Base:[NL] NEUTRAL Quick Adjust:- Sharpening:2.00 Clarity:0.00 Contrast:0.00 Brightness:0.00 Saturation:0.00 Hue:0.00 Filter Effects: Toning: Optimize Image: Color Mode: Tone Comp.: Hue Adjustment: Saturation: Sharpening: Latitude: Longitude: Altitude: Altitude Reference: Heading: UTC: Map Datum: [#End of Shooting Data Section]
Pierre Kemp, ‘Figuurstudie slapende man’ (papier, krijt), 29 x 22,6 cm, 1913. Collectie Bonnefantenmuseum.
 
 

Besmettelijk dichter

Pierre Kemp is een besmettelijke dichter. Wie hem gelezen heeft, ziet zich in het dagelijks leven soms geplaatst in situaties of tegenover verschijnselen waarvan Kemp gemakkelijk een gedicht had kunnen maken.

Zo zag ik gisteren bij Albert Heyn op Plein 1992 in Maastricht een jongen die aan een molentje met prentbriefkaarten draaide.

Ik schreef toen dit ‘Kemp-gedicht’:

GELUKKIGE KINDERHAND

Een jongen draait de kaartenmolen rond
en ziet de kleuren uit elkaar verschijnen.
Of hij nieuwe dromen er al vond,
of zag hij hier de wereld soms, de echte?
Hij zocht zeker niet een schrijfkant met haar lijnen,
want waar hij gretig nog het meest aan hechtte,
was niet de foto, niet de tekening,
maar het pure draaien van de kaarten,
als op een gebakplateau
de wenteling van taarten.
Zonder verzekering.
Alleen wie al gelukkig is, zoekt zó.

ter herinnering aan Pierre Kemp
in de maand juli 2017,
vijftig jaar na Kemps sterfdag

 

Lof van het bed. Een boek en een gedicht voor Mya Maas-Brennenraedts

lob des bettes (1)

Sinds 24 oktober 1956 lag Pierre Kemps penvriendin Mya Brennenraedts (als dichteres later vooral bekend als Mya Maas) in het Academisch Ziekenhuis Leiden, waar zij een week later een medische ingreep zou ondergaan.
Mya was de inspiratrice van Kemps in 1954 gereedgekomen Petite suite pour Marguérite (Verzameld werk, I, 305-315).
Tot de vele voor de dichter interessante aspecten van deze muze behoorde dat zij paardreed.

Vanaf haar ziekenhuisbed schreef Mya Maas, die gehuwd was met de dichter en journalist Loe Maas (pseudoniem van Leo Snackers), op 29 oktober naar de Turennestraat in Maastricht:

Hallo dichter!

[…]

Ik stuur u mijn adres, dan kunt u mij een “opkikkertje” sturen, in de vorm van een geestige brief. Een echte ouderwetse lange brief, want het valt niet mee om hier zo lang te moeten liggen, soms heb ik al echt heimwee […].

De dag vóór ik naar Leiden kwam heb ik nog een rit gemaakt door het park. Het was de mooiste dag die ik ooit beleefd heb in het park. Geen wind, de zon scheen warm. De kleuren van de bomen en de struiken waren machtig! Als je naar boven keek, één strakke blauw hemel. Geen enkel mens die de voormiddagstilte verstoorde. Het grint knerpte onder de paardehoeven, en ik reed met een hartstocht, of het m’n láátste rit zou zijn. Misschien was dat ook wel zo. In elk geval zal ik er de eerste maanden niet meer van kunnen genieten.

Kemp schreef natuurlijk terug en stuurde Mya Brennenraedts ook een presentje: het door Hans Ohl samengestelde boek Lob des Bettes. Eine klinophile Anthologie. Mit vielen Bett-Geschichten und schönen Bett-Gedichten. Mit 26 Bildern von Raymond Peynet. ‘Im Bett zu lesen’. (Hamburg: Rowohlt, 1956).

Ik zend U geen bloemen, die vergaan,

maar deze Lof van het Bed, die blijft bestaan,

zo hebben wij dit meubel liefgekregen.

Slapen en dromen zijn verstandige zaken.

Over de Lof der Zotheid wordt dus gezwegen.

Hij heeft met het Bed niets te maken.

Die is er alleen, wanneer alles zo klaar

is als de mode van kleren en haar

in het licht van de Zon en openbaar.

Op 17 november bedankte Mya hem, waarbij ze meteen de gelegenheid te baat nam om de dichter, die veertien dagen later zeventig jaar zou worden, te feliciteren met de toekenning van de Constantijn Huygensprijs.

Het exemplaar van Lob des Bettes dat zij in Leiden ontving is onlangs weer opgedoken in de privécollectie van Ton Stille, antiquaar in Maastricht, die mij een foto stuurde – waarvoor dank! – van het stofomslag (getekend door Raymond Peynet, van wie Pierre Kemp zelf in zijn bibliotheek bewaarde: The Lovers’ Travelogue. Le Tour du monde des amoureux de Peynet. London: Perpetua, 1955) en van het opdrachtvers dat de dichter voorin had geschreven.[*]

Een inhoudelijke reactie op zijn boekcadeau heeft Kemp niet ontvangen. In december 1956 had een brandje gewoed in huize Snackers-Brennenraedts, waarbij wat tijdschriften en boeken verloren waren gegaan. Toen Pierre Kemp hiervan vernam, greep hij dit aan om toch maar eens naar Lob des Bettes te informeren. Op 2 januari 1957 schreef hij Mya een lange brief, waarin hij verslag deed van drukte en ongemak als gevolg van de (helaas) niet te vermijden viering van zijn kroonjaar op 1 december. Maar hij schreef ook:

Mijn klinophile anthologie is toch, hoop ik, niet verbrand? Daar zou ik bedroefd over moeten zijn, na mijn teleurstelling er om. Ik had gehoopt, dat U er zich gezond aan zoudt glimlachen en ik heb er practisch niets meer over gehoord. (Hier pinkt de ongelukkige gefêteerde een traan weg).

Een schriftelijke reactie heeft de dichter, voor zover bekend, ook hierop niet gehad.

Opdracht voor MM

 

[*] In Kemps boekerij, die bewaard wordt in de Universiteitsbibliotheek te Maastricht bevindt zich ook: Franz Karl Mathys (samensteller), Allerlei over bedden en slapen. Bazel: Hoffmann-La Roche, 1958.

Hittegolf

HITTEGOLF

Soms kan het zo stil zijn in de stad
en ligt de brug haast verlaten.
Het gerucht van de schoenen en wielen – wat
is dat? – dempt op de straat.
Hitte regeert, er roert zich geen blad.
Twee mannen op het brugbeton
kijken omhoog. ‘Hoor je dat?
Pierre Kemp schiet weer op de zon!’

Uit: Pierre Kemp, ‘Maastrichtse suite voor Fernand Lodewick (1957).

Pierre Kemp overleed in 1967. Goed nieuws voor alle Kempliefhebbers: in september 2017, vijftig jaar na zijn dood, verschijnt bij  Uitgeverij Vantilt een nieuwe bloemlezing uit zijn werk, Het regent in de trompetten, samengesteld door Wiel Kusters en Ingrid Wijk.
Meer nieuws hierover, en over andere activiteiten rond de grote dichter, volgt binnenkort.

 

Drie keer Pierre Kemp op één dag

Gisteren stond ik drie keer oog in oog met Pierre Kemp.

Bij een bezoek aan de Maastricht Antiquarian Book & Print Fair zag ik tegen een pilaar van de Sint Janskerk het affiche van de tentoonstelling waarmee in december 1961 in de toenmalige galerie Dejong-Bergers aan de Grote Staat, Kemps vijfenzeventigste verjaardag werd gevierd: ‘Nieuws van de Zwarte Man’.

nieuws zwarte man

In een vitrine van Antiquariaat Librairie Stille lag een brief van Pierre Kemp aan de journaliste en schrijfster Mya Maas, gedateerd 9 januari 1962, met daarin deze opmerkelijke mededeling:

Als ik weer paarden zie, houd ik mij aanbevolen voor hun naam, want een paard zonder naam (of nummer) inspireert niet zo licht en zo gemakkelijk.

brief

Er zijn in Kemps Verzameld werk enkele gedichten te vinden over paarden, waaronder dit fraaie uit de zomer van 1939:

Paarden

Een paard staat in een wei met wilgen aan de rand
en kijkt in ’t koren.
Het kan de paarden aan de andere kant
van de halmen bij het maaien horen.
Ze zijn misschien niet van dezelfde stal,
maar paarden kennen paarden overal.
Ik ken de mensen, al is dat wat ik van hen weet,
niet zo compleet.

Waarschijnlijk had Pierre Kemp bij zijn brief aan Mya Maas ook een gedicht over paarden gevoegd. Het Verzameld werk dateert het gedicht ‘Paardensport’ op 9 januari 1961, precies één jaar voor Kemp de hier geciteerde brief aan Mya Maas (paardrijdster) schreef. Dat kan bijna geen toeval zijn en ik vermoed dan ook dat de redactie van het Verzameld werk een dateringsfout heeft gemaakt.

Hier is het gedicht ‘Paardensport’:

Paardensport

Vrouwen met kanonnen
in hun kousen
hebben het over wereldvrede,
in een adempauze
vóór het zonnen.
Zij durven niet aan het brede,
al werd hun welzijn juist daarmee begonnen.
Soms fluisteren zij, trots behaard:
geef ons de rij-dijen van amazonen
en de volkomen éénwording met het paard.

Van de antiquarenbeurs liep ik naar de Jan van Eyck Academie, waar in de Writers Studio enkele schrijvers, onder wie de dichteres Anneke Brassinga, voorlazen uit hun werk.
De Academie heeft de ingang van haar bibliotheek, die zij Pierre Kemp Lab heeft gedoopt, blijvend gemarkeerd met het volgende gedicht:

PK Jan van Eyck

Heel mooi, zoals de bijna vijfenzeventigjarige dichter hier ‘alles wat is niets en zonder gelaat’ op milde wijze attaqueert met zijn eigen gezicht (en dit gedicht).

Overigens: ook met betrekking tot ‘Glimp’ lijkt het Verzameld werk een dateringsfout te bevatten: het werd niet in 1951 geschreven, maar in 1961: het maakte in dat jaar deel uit van de dubbelbundel De incomplete luisteraar / De sieraden.

‘Jansen heten, Jansen doen!’

In 1946 vierde Toon Hermans een groot radiosucces met zijn liedje Ik ben Jansen, dat begin 1947 ook door hem op de plaat werd gezet.

Ik ben Jansen is een liedje in de trant van Louis Davids, over een kleine doodgewone man:

Ik draag een omgekeerde jas,

ik rol m’n shag uit een matras,

want ik ben het mannetje zonder kansen.

Ik ben het hoofd van een gezin,

maar er komt geen stuiver in,

want ik ben een doodgewone Jansen.

[…]

Ik ben Jansen,

ik ben een doodgewone man,

daarom heb ik in de wereld niks te zeggen.

Ik ben Jansen,

die het ook niet helpen kan

dat de witte kippen zwarte eitjes leggen.

(enzovoort)

Tijdens het ‘Gala 100 jaar Toon’ in Theater Carré, december 2016, heb ik iets verteld over de geestelijke verwantschap van Toon Hermans met Pierre Kemp. Dat verhaal, van ongeveer een kwartier, had gemakkelijk uitgebreid kunnen worden met andere voorbeelden. Hier komt er nog een.

In het voorjaar van 1961 (volgens het Verzameld werk op 26 april van dat jaar) schreef Pierre Kemp, niet over het kleine en gewone, maar over het grote dat we dikwijls zo gewoon lijken te vinden, hoewel het in feite toch niet zo gewoon en vanzelfsprekend is:

Allround Jansen

Alles is Jansen, alle knop en vrucht,

bergen en dalen, wateren en bomen.

De wind wil met de bloesems dansen.

De zon is Jansen en met hem de lucht

en alles wat mij maar kan overkomen.

Ik ben voor niets beducht,

ook God is Jansen.

Dat is van een welhaast franciscaanse geest, die ook in veel liedjes van Toon terug te vinden is.

Werkend aan een nieuwe bloemlezing uit het werk van Pierre Kemp, die na de zomer gaat verschijnen, kwam ik tussen zijn ongepubliceerde gedichten het handschrift tegen van nóg een Jansen-gedicht, geschreven op 26 april 1960 (op dezelfde dag dus als ‘Allround Jansen’, maar dan een jaar eerder).

Jansen

               What is [in] a name?

               (Shakespeare)

Al haar leden heten Jansen,

niet haar kop alleen.

Al de delen van haar ganse

gestalte, linker- en rechterbeen.

Als zij loopt, lijkt zij te dansen

en haar ogen schijnen groen

in de zonnelucht te glansen:

‘Jansen heten, Jansen doen!’

Toon Hermans had het kunnen zingen!