Categorie archieven: Nieuws

Verwacht: Geschiedenis van de literatuur in Limburg

omslagGLL 3

In oktober 2016 verschijnt bij Uitgeverij Vantilt / LGOG:

Lou Spronck, Ben van Melick, Wiel Kusters (red.), Geschiedenis van de literatuur in Limburg.

Negen chronologische hoofdstukken, van de Middeleeuwen tot 2015.

Daarin natuurlijk ook veel aandacht voor Pierre Kemp en zijn broer, de dichter en romanschrijver Mathias Kemp.
Circa 750 pagina’s, gebonden, rijk in kleur geïllustreerd, stijlvol vormgegeven door Piet Gerards Ontwerpers.

Intekenen is mogelijk.

Klik hier om de folder en het intekenformulier te bekijken.

In memoriam Fred van Leeuwen (1925-2016)

Fred van Leeuwen

In de kerk van Oud-Caberg (Maastricht) is vandaag afscheid genomen van de journalist en radiomaker FRED VAN LEEUWEN, die 24 mei op negentigjarige leeftijd is overleden.

Fred van Leeuwen, geboren in 1925, was een markante, kritische en stimulerende persoonlijkheid in het culturele leven van Limburg, waarvan hij de huidige provinciegrenzen overigens sterk relativeerde. Hij schreef voor De Linie, Vrij Nederland en het Katholiek Bouwblad en was daarna programmamaker bij de Regionale Omroep Zuid (ROZ, een afdeling van de NOS) en de BRT.

Tot zijn grote literaire liefdes behoorden James Joyce en Marcel Proust, over wie hij intelligente en speelse klankbeelden samenstelde.

Daarnaast was hij een groot liefhebber van het werk van PIERRE KEMP, de wat schuwe dichter die hij na veel heen en weer in 1956 en 1958 voor de microfoon van de ROZ wist te krijgen. (De tekst van de beide in veel opzichten unieke interviews is te vinden in het in 1980 verschenen, aan Kemp gewijde nummer van De Engelbewaarder: Pierre Kemp. Man in het zwart, heer van het groen). Samen met onder anderen Fernand Lodewick, Harry G.M. Prick, Karel Reijnders en E.F. Tijdens heeft Van Leeuwen zich – in de door hen opgerichte (eerste) Pierre Kemp Stichting – bijzonder ingezet voor wat ik zou willen noemen de propaganda voor de voortplanting van het geloof in Kemp.

Ook voor JAN HANLO was Fred van Leeuwen een waardevol contact; ook hij vond met nieuwe gedichten of artistieke invallen een podium bij ‘Van Leeuwens’ ROZ.

Heer van het groen. Het monumentje voor Pierre Kemp door Rob Stultiëns

Rob Stultiens: Pierre Kemp. Kempland, Maastricht. Foto: Jan van Tol.
Rob Stultiens: Pierre Kemp. Kempland, Maastricht.
Foto: Jan van Tol.

De la musique avant toute chose

Toen ik die boog daar had geürineerd
en ik het zonlicht er in ving, prees ik intens,
ver van de wijsheid, die mij was geleerd:
Wat schoon kristal is er toch in de mens!
En in extase voor het lieflijke geluid:
Welk een muziek gaat van de mens toch uit!

Pierre Kemp schreef dit gedicht, waarvan de titel verwijst naar ‘Art poëtique’ van Paul Verlaine, in november 1952.

Sinds jaren siert het de achterzijde van het door Rob Stultiens (1922-2002) vervaardigde monumentje voor de dichter in het stukje Maastrichts stadspark dat Kempland heet.

Aan de essayist Paul Rodenko dankt Pierre Kemp het epitheton ‘Man in het zwart, heer van het groen’.

De stenen beeltenis van de dichter in het stadspark begint dat groene karakter van de dichter met de loop der jaren aardig zichtbaar te maken. Het gedicht is inmiddels nog maar met moeite leesbaar.

De Pierre Kemp Stichting heeft de Gemeente Maastricht gevraagd het monumentje eens een voorzichtige schoonmaakbeurt te geven. Daar is positief op gereageerd. Nu dus maar even afwachten.

 

Poëzievernieuwer

bloed en rozen

Sinds vandaag in de boekhandel: een nieuw deel in de reeks Geschiedenis van de Nederlandse literatuur: Bloed en rozen van Jacqueline Bel, handelend over de periode 1900-1945.

Hierin natuurlijk ook aandacht voor Pierre Kemp. Zijn vroegste werk, beginnend met Het wondere lied (1914), wordt niet besproken. Wél het werk dat hem vanaf het einde van de jaren twintig zijn unieke reputatie bezorgde, eerst via gedichten in het tijdschrift De Gemeenschap en vanaf 1934 ook met gedichtenbundels-nieuwe-stijl, waarvan Stabielen en passanten de eerste was.

Pierre Kemp figureert bij Jacqueline Bel in het hoofdstuk ‘De “Roaring Twenties” (1920-1930), subhoofdstuk ‘De verzuiling’, paragraaf ‘Vernieuwing van de poëzie’.

Jacqueline Bel: Bloed en rozen. Geschiedenis van de Nederlandse literatuur 1900-1945. Amsterdam, Bert Bakker, 2015.

Biografisch nieuws (1)

Pierre Kemp voelde zich sterk aangetrokken tot (oude) volks- en kinderprenten, een liefde die onder invloed van zijn vader al in zijn vroegste jeugd was ontstaan. Vanaf het moment dat hij vast werk had, als kantoorbediende op het loonbureau van de steenkolenmijn Laura in Eygelshoven (sinds 1 december 1916) en daarnaast ook nog inkomsten had uit publicistisch werk, begon hij prenten te verzamelen. (Pierre Kemp. Een leven, 259 e.v.)

Behalve in deze van een of meer afbeeldingen verluchte centsprenten was hij ook geïnteresseerd in straatliederen, volksliedjes die op losse bladen werden verkocht door straatzangers. Soms waren die voorzien van een muzieknotatie, soms werd volstaan met ‘op de wijze van…’. Onderwerp van de dikwijls nogal sentimentele liederen waren rampen, moorden, politieke ontwikkelingen of hartroerende gebeurtenissen van sociale en amoureuze aard.

Straatliederen werden eeuwenlang op de markt of aan de deur verkocht, tot ver in de twintigste eeuw.

In 1933 stelden D. Wouters en J. Moormann een eerste verzameling samen: Het straatlied. Een bundel schoone historie-, liefde- en oubollige liederen. Een  jaar later verscheen daarop een vervolg.

Pierre Kemp bezat beide boeken. In 1933 zocht hij schriftelijk contact met Wouters in Zeist. Bij zijn brief voegde hij een lijst van de 128 straatliederen uit zijn eigen collectie. Zelf had Wouters, zo schreef hij terug, niet minder dan 4000 gedrukte liederen in zijn verzameling. Niettemin vermeldde Kemps lijst nog 80 items die Wouters niet bezat. In een latere brief vroeg hij dan ook of hij Kemps liederen niet kon overnemen. ‘Zegt u het maar! Geen loven en bieden! Ik stem toe of… ’t gaat boven mijn kracht. […] Denk u er eens over. Ja?’ En nog weer later: ‘Ja, mag ik hem [PK’s verzameling] een maand hier hebben? Ik stel of liever geef graag iedere cautie, ook wel bankcautie desgewenscht. In mijn kelder heb ik een brandvrije safe: Dan kan ik zelf overnemen wat me het meest gewenscht voorkomt.’

Niet bekend is of Kemp zijn collectie straatliederen destijds inderdaad geheel of gedeeltelijk van de hand heeft gedaan, maar waarschijnlijk is het wel.

In zijn exemplaar van Het straatlied. Nieuwe bundel schoone historie-, liefde- en oubollige liederen (1934), dat samen met een groot aantal boeken uit Kemps nalatenschap bewaard wordt in de Universiteitsbibliotheek Maastricht, trof ik er nog enkele aan uit de jaren veertig en vijftig. Daaronder: ‘Mijngevaar. [Op de] Wijze [van]: Overschotje’, met Kemps aantekening: ‘Aan de deur gekocht 7-5-‘46’. De auteur is C.J. van Vlijmen.

‘Overschotje’ is hier te beluisteren, gezongen door Maarten van Rozendaal.

De tekst van ‘Mijngevaar’, die op de melodie van ‘Overschotje’ te zingen valt, luidt (met enkele inkortingen):

MIJNGEVAAR

In ’n dorpje dicht bij het mijnland,

Hadden zij hun schamelbrood,

Dagelijks ging hij kolen delven

In de klauwen van den dood.

Samen hadden zij een jongen

Met veel zorgen grootgebracht,

En voor ’t eerst zou hij  met vader

Meegaan in de donkere schacht.

 

[…]

 

En op zekeren dag toen ging hij

Met z’n vader naar de mijn

Fier omdat hij nu een man was

En z’n ouders steun kon zijn.

En zij gaven hem een mijnlamp

Met het nummer 108.

Toen werd hij net als de andere

Diep de aarde ingebracht.

 

De jongen wordt het slachtoffer van een gasexplosie. Het lied vervolgt:

 

Een brigade zwarte helden

Daalden met die lift weer af

Pogend of het duister mijnbeest

Hem z’n offer weder gaf.

In ’n vergelegen hoekje

Op de bodem van die schacht

Waar hij nog was heengeslopen

Lag het nummer 108.

 

Stil werkt nu een grijze vader

Heel alleen met zijn verdriet,

Peinzend waarom zijn zoon moest sterven

En de dood zijn leven liet.

Thuis zat een bedroefde moeder

Af en toe dan weent zij zacht

En streelt ’t werkpak van haar jonge[n]

Met zijn nummer 108.

 

 

 

 

Causerie over Pierre Kemp door Wiel Kusters

In het kader van Overmunthe 2014 hield Wiel Kusters op zondag 30 november een causerie in het Terpkerkje te Urmond over Limburgse literatuur. In zijn voordracht sloot hij aan bij de lopende tentoonstelling in het Terpkerkje met werken van Limburgse kunstenaars geboren tussen 1920 en 1950.

Deze lezing werd georganiseerd door BiblioNova in samenwerking met de Culturele werkgroep Stein. De lezing was toegespitst op het werk van de dichters Pierre Kemp (ook schilder) en Jac. Schreurs, die in het klooster van de M.S.C. in Stein heeft gewoond en daar ook begraven is.